[wat ons bezighoudt] wob 2 P.T.T. EN BONDSSPAARBANKEN I Of het stof, dat door het bekend worden van de fusiebesprekingen tussen P.T.T. en Bondsspaarbanken is opgewaaid, bij het verschijnen van dit nummer al wat is gaan liggen, weten we niet, maar we betwijfelen het wel. Daarvoor heeft het bericht van vorige maand te veel verrassing en ver wondering gewekt, zelfs in de kringen van de Bondsspaarbanken zelf. Onze bedenkingen richten zich met name tegen de enorme machtsconcentratie, die dit samengaan tot gevolg zal hebben. Dit is geen gewone machtsconcentratie, die op zich zelf al bedenkelijk kan zijn, maar een concentratie in handen van de Staat, welke het gevaar meebrengt, dat de nieuwe instelling een bevoorrechte positie tegenover het overige bankwezen zal in nemen. Men moet zich goed realiseren, dat hier een heel ander figuur zou ont staan dan onze eigen Rabobanken-organi- satie. Deze laatste is ook groot, doch al leen wanneer men de totalen van de ruim 1.100 plaatselijke banken bij elkaar optelt. Er is bij ons geen sprake van machts concentratie op één punt; de „macht hebbers" wonen en werken verspreid tot in de verste uithoeken van ons land en hebben in de eerste plaats oog voor hun eigen gemeenschap. Tegen de plannen van de P.T.T. om tot een staatsbank te komen, hadden wij om dezelfde redenen al bezwaren. Nu de P.T.T. daarbij de Bondsspaarbanken wil betrekken, wordt nog duidelijker hoe zeer daardoor de concurrentieverhoudingen in ons bankwezen scheef getrokken kunnen worden. Niet alleen zou de Overheid daar door ca. 40% van de spaarmarkt binnen haar bereik hebben, maar ook mag niet vergeten worden, dat de Overheid reeds de beschikking heeft over de middelen van het Algemeen Burgerlijk Pensioen fonds en als groot aandeelhouder een be langrijke stem heeft in de Nederlandsche Middenstandsbank. De huidige invloed, die de Overheid nu al uitoefent op het bank wezen, kunnen wij zonder veel moeite aanvaarden - deze heeft acceptabele re denen - maar de gedachtenwereld, die uit de jongste ontwikkelingen spreekt, achten wij niet alleen onjuist, maar zij vervult ons met ernstige bezorgdheid. Hier wordt iets ondernomen, waaruit geen consideratie, laat staan waardering, spreekt voor de wijze waarop in ons land zowel van coöperatieve als van commerciële zijde, een goed functione rend bankwezen is opgebouwd. Men versta ons goed. Tegen concurrentie op zich zelf richt zich ons bezwaar niet. Wij zijn daarvoor ook niet bevreesd. Maar dan moeten de concurrentieverhoudingen ook in principe gelijk liggen! Men zal zeg gen: daarvoor kan men dan voorwaarden scheppen, afspraken maken, regelingen opstellen en men kan de nieuwe instelling onder hetzelfde toezicht van De Neder landsche Bank plaatsen als andere instel lingen. Dat is inderdaad ook wel het min ste wat het Nederlandse bankwezen mag verwachten en eisen. Maar ook dan nog blijven we geconfronteerd met een samen balling van invloed in een staatsbank, die als een koekoeksjong op de ontplooiings mogelijkheden van de andere bankinstel lingen zal drukken. Een bewindsman van Financiën heeft vroeger al eens gezegd, dat een staatsbank als politiek instrument gebruikt zou kunnen worden om de ont wikkelingen in het bankwezen te beïnvloe den en de uitlatingen van de zijde van de P.T.T. wijzen er duidelijk op, dat men alle ressources, waarover een staatsbank be schikt, in de concurrentiestrijd wil werpen. Dat zou misschien te verdedigen zijn, als ons bankwezen zijn taak niet goed ver vulde. ledereen is er echter van overtuigd, dat dat wel het geval is. Moet nu het goed, dat er is, dat uit de samenleving zelf ont staan is, plaats maken voor iets, dat in strijd met de aard van onze samenleving van bovenaf gepousseerd wordt? Dat is naar onze mening het kernpunt. En wij durven die vraag ontkennend te beant woorden, omdat juist wij in heel onze or ganisatie door talloze banken met onze maatschappelijke samenleving verbonden zijn. Een staatsbank, als waar van nu sprake is, is geen symptoom van maatschappij vernieuwing, maar betekent maatschappij verarming. P.T.T. EN BONDSSPAARBANKEN II Het heeft er alles van, dat men in bonds spaarbankkringen, althans in een deel daarvan, zelf van de fusieberichten ge schrokken is. Etonné de se trouver en semble, gaat men blijkbaar meer en meer beseffen, dat aan het samengaan tussen een publiekrechtelijke instelling als de P.T.T. en privaatrechtelijke instellingen als de bondsspaarbanken veel haken en ogen zitten, met name als men bedenkt, dat de P.T.T. onvermijdelijk de dienst zal gaan uitmaken. De plannen zijn dan ook tot op het ogenblik dat wij dit schrijven, tamelijk onduidelijk gebleven. Er wordt gesproken van een samengaan in een overkoepelende organisatie, die een krachtig centraal beleid zal gaan voeren, maar daarnaast wordt ook gerept van regionale decentralisatie, die zou moeten samengaan met een versterkte concentra tie van Bondsspaarbanken. Van deze wel heel vage constructie, waarmee men alle kanten uit kan, wordt volgehouden, dat zij de spaarbanken een deel van hun auto nomie laat behouden en hun een zelf standig optreden waarborgt. Wij laten het oordeel graag aan de spaar banken zelf over, maar als wij lezen dat ca. 50% van de gelden „regionaal" - met inachtneming van de richtlijnen van het centraal beleid - zou mogen worden be legd en dat de rest moet worden overge dragen aan de centrale organisatie, dan vrezen wij, dat de plaatselijke vrijheid wel heel sterk beknot dreigt te worden. Ontegenzeggelijk is duidelijk geworden, dat de Bondsspaarbanken met een aantal grote problemen te kampen hebben. Het heeft met ons velen bevreemd, dat in deze omstandigheden de Bondsspaarbanken nooit toenadering tot onze organisatie ge zocht hebben. Wij hebben dat weliswaar nooit uitgelokt, hadden daar ook geen reden toe, maar hebben ons ook nooit tegenover zo'n contact negatief opgesteld. De bewering, die men hier en daar kon opvangen, dat dit wel zo zou zijn, is be slist onjuist. En als op een persconferentie door de voorzitter van de Spaarbankbond contact met de Rabobanken weinig zinvol geacht wordt, omdat deze laatste een typisch agrarische achtergrond zouden hebben en het accent zouden leggen op de krediet verlening aan de leden, dan zal het een ieder die ook maar enigszins met onze banken op de hoogte is, duidelijk zijn dat deze motivering om de eigenlijke zaak heenloopt. Hoe het zij, wij zien geen reden waarom wij niet bereid zouden zijn tot een open gesprek, indien wij daarom vanuit de groep van Bondsspaarbanken verzocht zouden worden. Uit deze bereidheid, die wij alleen ter sprake brengen om een mo gelijke verkeerde indruk weg te nemen, mag men natuurlijk niet afleiden, dat wij al over een pasklare oplossing zouden be schikken, die afgestemd is op de wensen van welke Bondsspaarbank of -banken ook. Uit eigen recente ervaringen weten wij, dat alle fusie- en samenwerkingsplannen zeer moeilijke problemen meebrengen en veel wederzijds beraad en vertrouwen vergen. Het zou daarom weinig zinvol zijn ons er nu reeds in te verdiepen hoe een samen gaan met enige bondsspaarbanken er in concreto uit zou kunnen zien. De Spaar bankbond omvat ruim 120 Bondsspaar banken, verspreid over het land, plaatse lijk dan wel regionaal zelfstandig en auto noom werkend. De Bondsspaarbanken leg gen het accent meer op de plaatselijke zelfstandigheid en minder op de onder linge organisatorische verhoudingen. Het bezwaar hiervan is nu gebleken. Men wil

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1973 | | pagina 4