de coöperatieve bank als onderneming 24 Dr. Verhage: Iedere coöperatie, dus ook een coöperatieve bank, heeft als doelstelling het behartigen van de stoffelijke belangen van haar leden. Dit uitgangspunt is belangrijk, want het sluit bepaalde misverstanden uit. Het geeft aan dat ook de coöperatieve bedrijfsvoering geplaatst moet worden onder een economisch motief. Men wordt lid van een coöperatie met het oog op de voordelen in de eigen bedrijfsvoering, die men als lid verwacht uit de onderneming van de coöperatie. geen ideaal zonder zakelijkheid bedrijf sterk houden organisch bestuur, maar met ruimte 75-JARIG BESTAAN Met deze woorden begon dr. Verhage, voorzitter van de Hoofddirectie van de Centrale Bank zijn toespraak, en hij gaf daarmee reeds dadelijk de hoek aan, van waaruit hij zijn onderwerp wilde behande len. „Ik meen, dat dit laatste altijd zo geweest is. Ook in de tijd toen velen op ideële gronden lid van een coöperatie werden en zich als het ware tot de coöperatie 'bekeerden'. Erkend moet worden, dat de coöperatieve bedrijfsvorm in bredere sa menhang ontegenzeggelijk ideële aspec ten heeft. Deze zijn voor zeer velen een bron van inspiratie geweest om zich voor de ontluikende coöperatieve samenwerking in te zetten en zij geven ook nu nog veel vuldig een stimulans aan ons coöperatieve bezig zijn. Maar - en daar wil ik met nadruk op wijzen - geen coöperatie kan het stellen zonder een goed, zakelijk geleid bedrijf. Zonder dat strandt zij bij haar oprichting, en zonder dat zou haar voortbestaan on middellijk bedreigd worden. Juist die doel stelling, het behartigen van de stoffelijke belangen van de leden, sluit al in, dat de coöperatieve onderneming een even goe de of betere bedrijfsvoering nodig heeft dan de niet-coöperatieve onderneming. Wel wil ik tot uitdrukking brengen dat de beleidsdoelen bij de coöperatieve banken dienen te zijn afgestemd op de belangen van de leden. Te midden van onze ondernemingswereld zal de coöperatieve onderneming velen misschien als een vreemde verschijning voorkomen. Immers, anders dan het niet- coöperatieve bedrijfsleven is haar doel stelling niet gericht op het maken van winst, te verstaan in die zin, dat aan de deelgenoten, dus aan de leden, een zo groot mogelijke winst zou moeten worden uitgekeerd. De regel is dat het voordelig saldo van de lokale coöperatieve banken geheel aan de algemene reserve wordt toegevoegd, terwijl de winst van onze Centrale Bank na aftrek van voorzieningen en vergoeding over het door de leden coöperaties verstrekte kapitaal, geheel wordt aangewend tot versterking van de solvabiliteit van de Centrale Bank. Boven dien mogen de gevormde reserves nooit onder de leden worden verdeeld, behalve in het geval van liquidatie. Niemand uwer moge overigens op de ge dachte komen dat de leiding van een coöperatieve onderneming wel een heel zorgeloos bestaan ten deel is gevallen, daar zij niet voor uitkeerbare winst te zorgen heeft. Want elke grote coöperatie en zeker de coöperatieve bankorganisatie moet nauwkeurig letten op haar solvabili teitspositie, die het hechtpunt vormt voor haar continuïteit. Om die reden dient er steeds voor te worden gezorgd dat het eigen vermogen in een gezonde verhou ding staat en blijft staan tot de omvang van zaken en tot de investeringen. Het eigen vermogen zal dan ook moeten mee groeien als het bedrijf uitdijt - zoals regel matig het geval is - en dit meegroeien geschiedt alleen als er jaarlijks voldoende reserveringen mogelijk zijn. En daarom is het ook voor een coöperatieve bank nodig dat haar onderneming winstgevend wordt geleid. In onze organisatie hebben we dit geluk kig al die 75 jaren voor ogen gehouden. Was er weieens de wens om creditrente te verhogen of debetrente te verlagen, ten einde de belangen van leden en cliënten nog beter te dienen, steeds is ingezien dat dit nimmer ten koste mag gaan van de noodzakelijke versterkingen van ons eigen bedrijf. Als dat anders zou worden gezien zouden die belangen eerst recht schade lijden! Met die intentie is de huidige fi nanciële positie van onze Centrale Bank en aangesloten banken allengs opge bouwd en is het eigen vermogen als het ware geheel uit eigen middelen bijeen gebracht, want over risico-dragend ver mogen van buitenaf hebben wij nooit be schikt. Ik voel mij dankbaar dat wij ons op deze wijze hebben kunnen ontwikkelen, maar ik weet ook, dat wij, zolang wij zul len voortbestaan, onverflauwde aandacht zullen moeten blijven geven aan de kern van onze bestaansmogelijkheid: reserve vorming als basis van de eigen vermo genspositie. Ook de coöperatie, hoe democratisch ook van structuur, kan niet goed fungeren zon der een daadkrachtige leiding. De heer Mertens heeft er zoëven al op gewezen. In onze Centrale Bank zijn daarom de directe verantwoordelijkheden van de be stuurscolleges op een uitgebalanceerde

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1973 | | pagina 26