bedrijfseconomie in
varkens- en
pluimveehouderij
13
waarom aparte
bedrijfseconomie voor deze
sectoren
ir. c. j rn. van valkengoed
opzet en inhoud
handboek voor opleiding
en praktijk
Bij Agon-Elsevier b.v. te Amsterdam is on
langs een boek verschenen onder de bo
venstaande titel.
Het is het resultaat van een intensieve
samenwerking tussen drie auteurs: ir. H.
A. Krabbenberg, ir. R. Scheper en ir. N. A.
Tonckens, waarvan de- laatstgenoemde
verbonden is aan de Centrale Bank. In dit
artikel zal in kort bestek aandacht worden
besteed aari bovengenoemd werk.
De lezers zullen zich afvragen, wat dan
wel het bijzondere en speciale is van de
bedrijfseconomie in de onderhavige secto
ren, dat een apart boekwerk zinvol maakt.
In hun voorwoord noemen de schrijvers
het toenemende industriële karakter van
de produktie als de belangrijkste aanzet
tot hun publikatie. De ondernemers heb
ben daardoor meer behoefte aan bedrijfs-
economiscne scholing en voorlichting.
Weliswaar zijn de grondbeginselen van de
bedrijfseconomie voor alle sectoren bin
nen en buiten de landbouw in principe
dezelfde, doch de praktische toepassing
van deze grondbeginselen kan per sector
sterk var ëren. Dit laatste beogen de
schrijvers met deze publikatie te bereiken.
Met name het onderscheid tussen de een
manszaak en andere ondernemingsvormen
is hierbij van belang. De schrijvers beper
ken zich terecht tot de bedrijfseconomie
van de eenmanszaak, omdat deze onder
nemingsvorm in de betreffende bedrijfs
takken, zoals overigens in de gehele
agrarische sector, vrijwel algemeen voor
komt.
Hoewel het boek in eerste instantie is ge
schreven voor de varkens- en pluimvee
houderij, lijken grote delen, met name de
behandelde financieringsaspecten, ook
goed bruikbaar voor de overige agrarische
sectoren.
Het boek valt uiteen in 3 hoofdonderdelen,
te weten de financiering en de kosten en
opbrengsten in de varkenshouderij en de
pluimveehouderij. Voor de beide sectoren
bestaat weinig onderscheid in de opzet
van de financiering, zodat dit aspect door
de schrijvers terecht in één hoofdstuk is
ondergebracht. Bij de kosten- en opbreng
stenstructuur is dit onderscheid zodanig,
dat op dit punt is gekozen voor twee
aparte hoofdstukken. Binnen deze hoofd
stukken wordt uitgebreid aandacht be
steed aan de kosten en opbrengsten van
de verschillende produktierichtingen bin
nen de betreffende bedrijfstakken.
Men kan zich afvragen of de aangehou
den volgorde van behandeling van de on
derwerpen wel geheel logisch is. Een on
dernemer zal in het algemeen eerst ge
ïnteresseerd zijn in de rentabiliteit van een
bepaalde bedrijfsopzet, voordat hij zich
verdiept in het financieringsaspect. Een
minder gunstige uitkomst op het punt van
de rentabiliteit zal in veel gevallen de fi
nanciering ongewenst, zo niet onmogelijk
maken.
Een behandeling van kosten en opbreng
sten, voorafgaande aan een beschrijving
van de financieringsaspecten sluit aan bij
deze gedachtengang.
Bovendien zou door een wijziging van de
volgorde van de hoofdstukken betere aan
sluiting ontstaan met het laatste hoofd
stuk over enkele praktische toepassingen.
Het laatste hoofdstuk vormt overigens het
sterke sluitstuk van het boek. De hier uit
gewerkte praktische voorbeelden zijn ge-
ent op de in de voorafgaande hoofdstuk
ken behandelde theorie. De opzet van
deze voorbeelden is, evenals die van de
overige in het boek gehanteerde voorbeel
den, bijzonder realistisch. Zij geven de
lezer de mogelijkheid om met de opge
dane kennis zelf een aantal, met de con
crete situatie overeenstemmende, alterna
tieven uit te werken.
Deze kennis zal dan meer liggen in het
vlak van de kosten en opbrengsten dan
op het terrein van de financiering. De eer
dergenoemde uitgebreide en daardoor
zeer duidelijke wijze van behandeling met
betrekking tot kosten en opbrengsten
komt namelijk in het financieringsgedeelte
minder sterk tot uiting. Het boek zou on
getwijfeld veel aan kracht winnen, indien
in dit gedeelte een aantal belangrijke
financeringsaspecten nader zou worden
toegelicht.
In het voorgaande zijn enkele sterke en
minder sterke punten van deze publikatie
vermeld, zonder dat daarbij volledigheid
is nagestreefd. Dit boek kan zeker een
belangrijke bijdrage vormen tot de be
drijfseconomische scholing van de onder
nemers en adspirant-ondernemers in de
behandelde sectoren en daarbuiten. Juist
voor het onderwijs lijkt het door zijn aan
pak bijzonder geschikt. Daarnaast lijkt het
bij uitstek bruikbaar voor deelnemers aan
voorlichtings- en studieclubs.
Ten slotte kan het een goede handleiding
zijn voor de individuele ondernemer, die
zich mede in het kader van de Teleac-
cursus over de landbouw, wat nader wil
verdiepen in de economische opzet van
zijn bedrijf.
De door de schrijvers terecht genoemde
snelle veroudering van de cijfers behoeft
daarbij in het geheel geen bezwaar te zijn.
Het herberekenen van de voorbeelden met
aangepaste cijfers is juist bijzonder leer
zaam.