uit onze historie 36 verder over georgius en zijn boek Georgius die zijn pappenheimers uitmun tend kende, wist ook wel dat het niet mogelijk is het iedereen naar de zin te maken. Daarom - en hier spreekt de autoritaire Van den Eisen - hebben alle leden belang bij een streng bestuur. Alles goed en wel. De geleerde gespreks partner heeft goed praten en hij brengt steeds opnieuw naar voren, dat de boeren leenbanken en de bestuurders ervan zo betrouwbaar zijn en dat zowel geheimen als spaargelden er zo veilig zijn, maar waarop steunt dan de betrouwbaarheid en die veiligheid der boerenleenbank. Die veiligheid steunt op de hoofdelijke aansprakelijkheid van de leden, die ook al een echt christelijke uitvinding is, waar door Raiffeisen aan de leenbanken de grootste vastheid en zekerheid gegeven heeft. En vergeet niet; er is een bestuur dat uit de eerlijksten en bekwaamsten gekozen wordt en dat bestuur wordt be waakt door een Raad van Toezicht, onder welke een geestelijke, die allen uit eigen belang genoodzaakt zijn de kas voorzich tig te beheren. „Die bestuurders en toezieners behooren over den kring verspreid te wonen om met den toestand van alle leden bekend te zijn. De Kassier, de zaakvoerder, heeft zich maar te gedragen naar de wens van het bestuur." Zijn nog meer garanties nodig? Tb. meent ook dat dit wel voldoende is. Ja, er is toch nog een belangrijke zekerheid want er is een Fonds dat steeds aangroeit, nooit ver deeld wordt behalve als er verliezen ge dekt moeten worden. Dat fonds groeit tot een van te voren zorgvuldig bepaalde hoogte. Wat daarboven beschikbaar zou kunnen komen, moet besteed worden tot het algemeen welzijn binnen de kring der vereniging. Daaruit kunnen bijvoor beeld processen voor onschuldig vervolgde boeren worden betaald of kunnen eigen dommen uit handen van woekeraars wor den gehouden of andere werken ten alge menen nutte worden ondernomen. Het fonds wordt zelfs niet bij ontbinding van de vereniging onder de leden ver deeld, maar aan een zustervereniging in beheer overgedragen. De hebberige suggestie om de jaarlijkse winst te verdelen wordt door de statuten getorpedeerd. De te verdelen winst is zo gering, dat het aandeel van de leden in een herberg verteerd zou worden. Het is immers geld waarvan de vrouw niets weet. Nu echter, zullen deze kleine sommetjes aangroeien tot een berg om het dorp eeuwenlang tot zegen te zijn. Georgius kan zich niet weerhouden uit te roepen: „De Stichting van Raiffeisen is dus inderdaad een meesterstuk, een wonder van menschelijke uitvinding, eene instel ling zoo vertrouwbaar en zoo zeker als iets ter wereld." Georgius had daarin ook het grootste gelijk van de wereld, want het tegendeel is nog nooit gebleken. Als teken van vertrouwen hebben de Provinciale Staten van Noord-Brabant zelfs 3.000,- beschikbaar gesteld voor de oprichting van leenbanken. En dat zegt genoeg. Maar wees voorzichtig met een bovenmatige groei van de verenigingen. In grotere parochies zijn meerdere leenban ken gewenst omdat alleen goed onderling verkeer mogelijk is tussen personen, die dezelfde kerk bezoeken. Dat is gezien het beeld van „een groot boerengezin" een juist standpunt. Om nu eens spijkers met koppen te slaan: „Wat is nu noodig om eene leenbank op te richten?" Dat is toch eigenlijk des Pudels Kern. Het is allemaal nogal eenvoudig, want dit gaat zó: Benige boeren, en op de eerste plaats het Bestuur van den. plaatselijken Boereobond, die-bet nut van het schoone werk begrijpen, zoo noodig, geholpen door enkele gegoeden en door de geestelijkheid laten zich door een deskundige de statuten uitleggen en nenten ze aan, geljjk ze officieel zijn uitgegeven. en verder maar doen wat gezegd wordt. Een vereniging moet vanzelfsprekend ook leden hebben. Wie mogen nu lid worden? 1e. De minvermogende boeren die als brave christenen en eerlijke arbeidza me lieden te boek staan. Men vreeze niet dat zij de kas zullen uitplunderen want zij hebben wel aanspraak maar geen recht op de voorschotten. 2e. De meer bemiddelde boeren, want zij vormen, overgezet in hedendaags Ne derlands, de goodwill. Die lieden moe ten echter niet nodeloos geld aan de bank lenen en daardoor daarvan profi teren want de bank is er in hoofdzaak voor om de spaarcenten der minderen vruchtbaar te maken. (Dit lijkt toch een beetje op de kat op het spek binden, want om zó maar een winstje te laten lopen Ook ambtenaren, geestelijken en anderen, die wel geen landbouwers zijn noch tot den Boerenstand be hooren, maar zedelijke bekwaamheid, eerlijkheid en in vloed bezitten, moeten als leden worden aangenomen. Zij toch zijn in vele dorpjes de eenigen, welke eene bank kuunen beheeren, en overal vindt men onder zulke lieden ijverige christenen, die begrijpen, dat hier de schoonste gelegenheid bestaat, om tot den minderen man te naderen en de klove te verminderen, welke hedendaags de kleinen van de grooten verwijderd houdt. Als de minderen zien, hoe de raeergegoeden en aanzienlijken zonder eigenbaat zich voor alles borg stellen, gratis de bank behaeren en geen moeite sparen, om de ongelukkigen te redden, dan zal de afgekeerdheid en ontevredenheid plaats maken voor tevredenheid en verbroedering dan zullen de valscbe volksmenners geen gehoor meer vinden, als zij den arbeid tegen het kapitaal in het harnas jagen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1973 | | pagina 38