het wonder van
entre rios
26
een staaltje van coöperatieve topprestatie
een reisartikel van
professor franz braumann,
oostenrijk
In Guarapuava verlaat ik de asfaltweg,
die ik 700 kilometer lang vanaf Sao Paulo
naar het westen van de Braziliaanse
Bondsstaat Parana bereden heb.
Een verbrede en gedeeltelijk met grind
verharde zandweg klimt langs het op
1200 meter hoog gelegen hoogland naar
het zuiden toe.
De laatste schamele palmbomen laat ik
achter mij. In de plaats daarvan steken
de brede paraplu-achtige kruinen van
reusachtige arancaria boven smalle
stukken bos langs de weg uit. De hemel
met witte wolkenvelden strekt zich steeds
verder uit. Tenslotte gaan de horizonten
achter het oneindig ver glooiende
landschap onder, waarin kilometerslange
geelgerijpte tarwevelden, groene rijst- en
sojavelden golven. Te midden daarvan ligt
een dorp met propere witte huizen en
een spitse kerktoren.
„Entre Rios!", zegt mijn Braziliaanse
chauffeur, „urn milagre" - een wonder!
De vijf dorpen, die sinds de tweede
wereldoorlog bestaan uit de uit het
Joegoslavische en Roemeense banaat ver
dreven Donauzwabische boeren, zijn het
doel van mijn reis.
Na hun vlucht leefden zij jarenlang met
honderdduizenden lotgenoten in
Oostenrijk. Ik hoor deze kolonie van
ongeveer 2500 Donauzwaben voor de
eerste maal als „milagre" beschreven.
„Wie schiep dit wonder?", vraag ik
geïnteresseerd.
„Natuurlijk de ijverige Alemaes - maar
alleen door de kracht van hun
Cooperativa Agraria".
Wanneer ik later de president van de
agrarische coöperatie, Matthias Leh, ervan
vertel, knikt hij glimlachend. „Een
Braziliaan spreekt snel van een wonder -
maar allereerst was het toch werken,
werken en het idee van coöperatief
handelen."
Toen in 1952, dus nauwelijks meer dan 20
jaar geleden, de eerste groep onbemid
delde en ontheemde boerenfamilies in
Parana aankwam, lag achter hen het
vreselijke verlies van familie, bezit en
vaderland en vóór hen het sprankje hoop
op een nieuw begin in een volledig ander
milieu. Echter dit was niet zonder gedegen
planning gebeurd.
De Donauzwaab Michael Moor, de stichter
van Entre Rios, eerste president van de
„Cooperativa Agraria" en landbouwkundig
ingenieur, had contact met de in die na
oorlogse jaren buitengewoon succesvol
werkende „Zwitserse Europahulp" gelegd.
Deze had zich tot de Braziliaanse regering
gewend met het verzoek om ten minste
20.000 boerengezinnen die uit Zuidoost-
Europa verdreven waren, in hun juist in die
jaren buitengewoon expanderende
economie op te nemen.
De relaties strekten zich uit van de
Hamburgse St. Raphaëlsvereniging naar de
Internationale vluchtelingenorganisatie in
Genève en naar de „Food and Agriculture
Organisation - FAO" in Washington.
Brazilië kwam dit streven positief
tegemoet. Men besloot de Donauzwabische
boeren de hoogvlakten van de grassteppen
van Parana, ten zuiden van de
opkomende stad Guarapuava toe te
wijzen, vooral wegens de gunstige
verkeerssituatie.
De analyse van de bodem leverde relatief
rijke voedingsstofmineralen, hij was
echter zuur en arm aan organische
stoffen.
Een voorbeeld waren de pioniersprestaties
van vroegere, reeds na de eerste
wereldoorlog ontstane Nederlandse
nederzettingen, in het bijzonder die van
Carambei op de „Campos".
Na de tweede wereldoorlog, toen veel
Nederlandse boeren geen mogelijkheid
zagen voor hun nakomelingen tot eigen
bezit te komen, deed ook de Nederlandse
regering moeite om voor de onfortuinlijke
boerenzonen nieuwe bestaansgronden te
verschaffen.
Vijftig Nederlandse melkveehouders
richtten de nederzetting „Castrolanda" op:
Ze waren stellig beter uitgerust dan de
onbemiddelde Donauzwaben, waren in het
bezit van eigen kapitaal en brachten met
behulp van hun regering een kudde
stamboekvee en een volledig machinepark
mee. De melkproduktie van het Hollandse
Castrolanda is vandaag de dag het
voorbeeld voor heel Brazilië geworden.
In deze bestaande situatie kwamen
ongeveer 500 Donauzwabische families op
de steppen van het koele hoogland aan en
stichtten de 5 dorpen van de nederzetting
Entre Rios. Het was afgekocht weide-
grootgrondbezit en in het begin ontbrak er
alles: straten, water en natuurlijk ook
iedere vorm van behuizing. De prijs per
hectare grond was laag, ongeveer 52 DM
en gemiddeld kreeg iedere familie 27 ha
grond toegewezen. In het begin bleek het
stichten van de nederzetting slechts
binnen een coöperatieve organisatie
haalbaar te zijn. De afzonderlijke kolonisten
hadden immers niet eens het geld om
grond te kopen, slechts een coöperatie was
voor de Europese instituten en later de
bank van Brazilië kredietwaardig om het
geld voor de eerste opbouw te verschaffen.
De eerste jaren werkten de Donauzwaben
gezamenlijk. Zij legden 70 km wegen aan,
bouwden 500 woonhuizen en in de eerste
plaats een houtzagerij en een