premie obligaties p 25 a. gerritsen 'e 2 ■E 2 In de jaren '50 golden de premieobligaties als een zeer aantrekkelijke leningsvorm van de gemeenten in Nederland. In die jaren werden meer dan 20 verschillende leningen geëmitteerd, waarbij de modali teiten slechts weinig van elkaar verschil den. In die tijd was het geldende rentetype voor de gemeenteleningen 4'A Voor de premieobligaties nu werd door de debitrice een gelijk bedrag voor rentebeta ling beschikbaar gehouden, doch de uit kering werd als volgt verdeeld: 2y2 als normale couponbetaling en 1% via trekking van enkele obligaties die dan een prijs toegewezen kregen varië rend van 25,- tot 100.000,-. Omdat de marktrente sinds de uitgifte van deze obligaties krachtig is gestegen, is het merendeel thans te koop voor veel minder dan honderd gulden, waardoor het couponrenderrent hoger ligt. Renteloze premieleningen zijn uit hoofde van de loterijwet hier te lande verboden. Het uitstaande bedrag van de premie obligatieleningen was naar de huidige maatstaven gerekend betrekkelijk klein en de grootte hiervan lag meestal tussen de 10 en 20 miljoen, verdeeld in coupures van 100,-. Bij alle premieobligaties komen de meeste aflossingen pas aan het einde van de loop tijd, wat niet wegneemt, dat de jaarlijkse uitloting attractief blijft, evenals de moge lijkheid van toepassing van het bijzonder tarief der Inkomstenbelasting ad 25-50% op de eventuele premie. De nummers van de obligaties waarop een premie valt worden door het lot bepaald en deze nummers worden gepubliceerd in de Officiële Prijscourant van de Vereniging voor de Effectenhandel, en in de meeste dagbladen. Wie een premieobligatie koopt uitsluitend met de bedoeling met de trekking mee te doen om daarna dit stuk weer te verkopen, moet het koersverlies alsmede de aan- en verkoopkosten als inzet beschouwen. Wie een premieobligatie niet verkoopt, hoeft globaal slechts rekening te houden met een rentederving, die wordt veroor zaakt tussen de geldende rente op de kapi taalmarkt en de couponrente van de pre mieobligatie (momenteel 4V2 °/o) doch heeft dan tenminste de zekerheid van een „eigen geldje" zij het, dat men dan ge durende de resterende looptijd geduld moet oefenen. Uit een vergelijkend onderzoek van de Consumentenbond van 8 augustus 1972 kwam als conclusie naar voren, dat pre mieleningen het aantrekkelijkst zijn voor mensen die zoveel mogelijk van hun inge legde geld terug willen zien. Overigens kan men de kans op een prijs beduidend lager taxeren dan bijvoorbeeld bij de Staatsloterij. Bijgaand treft u een tabel aan waarin de belangrijkste gegevens van de premie obligaties zijn verwerkt. Naam T3 c 0 O) i- CM 0 o 0 X. Q. CO co .t: 0 =j co co c (0 _Q O JZ JO X N 0 J0 0) a O) 0 0 co c <0 X Q. <1) CO "O 0 o O 0 5= O co (O Alkmaar 1956 15 april 66 116.600 25.000 200 1996 100% Amsterdam 1951 15 okt. 76,5 89.500 50.000 500 2001 100% 1956 1 2 april 68 191.500 100.000 500 1996 100% 1956 11 1 aug. 77 191.500 100.000 500 1996 125 1956 III 1 sept. 76 192.000 100.000 500 1996 125% 1959 15 febr. 70 193.100 100.000 500 1999 100% Bouwf. Limb. Gem. '69 15 okt. 99 75.000 100.000 178 1999 100% Breda 1954 1 okt. 64 68.523 25.000 77 2003 100% Dordrecht 1956 15 febr. 68 116.600 25.000 200 1996 100% Eindhoven 1954 1 dec. 69 112.800 25.000 400 1994 100% Enschede 1954 1 juni 68 112.000 25.000 400 1993 100% 's-Gravenhage '52 I 1 helft maart 76 89.500 50.000 500 1992 125% '52 II 1e helft juli 80 89.500 50.000 500 1992 125% Ned. Rode Kruis '67 15 okt. 85,7 29.050 25.000 150 1997 100% Rotterdam 1952 I 1e helft jan. 78 89.500 50.000 500 1992 125% 1952 11 1 helft maart 75 89.500 50.000 500 1992 125% 1957 1e week maart 76 192.100 50.000 500 1997 125 Utrecht 1952 15 jan. 106,5 41.600 25.000 400 1992 100% Zuid Holland '57 15 maart 79,5 192.100 100.000 500 1997 125 '59 25 jan. 80,5 193.100 100.000 500 1999 125%

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1973 | | pagina 27