18
uitbreiding van activiteiten
gewijzigde kredietactiviteiten
samenstelling
van de middelen
expansie dank zij
aanpassingsvermogen
datum en werden in overleg met de Al-
liance Agricole Beige gesticht. Het zijn
regionaal werkzame kassen, die ieder een
relatief groot werkgebied verzorgen zon
der dat men in het algemeen bijkantoren
sticht.
Hierdoor worden spaargelden meestal
alleen uit de directe omgeving aangetrok
ken, terwijl de uitzettingen in een ruimer
gebied plaatsvinden. De band tussen de
beheerders van deze regionale kassen
wordt verstevigd door een vereniging van
Raiffeisenkassen.
In de andere delen van België overheer
sen de plaatselijke (soms kantonale) kas
sen. Voor wat betreft nevenvestigingen
onderscheidt men tweede kantoren met
beperkte openingstijden en bijkantoren
met een eigen beheerder en een afzonder
lijk kredietcomité. Er zijn thans 56 Raif
feisenkassen met 66 bijkantoren. Fusie
van plaatselijke kassen zal tot de vorming
van meer van deze bijkantoren leiden.
Als private spaarkassen vallen de CERA
en de aangesloten Raiffeisenkassen onder
een speciaal statuut, terwijl de controle
wordt uitgeoefend door het Centraal Bureau
voor de Kleine Spaarder.
Dit bureau had bij haar oprichting, zoals
de naam dit reeds aangeeft, de belangen
van de kleine spaarder te bewaken. Thans
is het veel meer een controle-instrument
van de monetaire autoriteiten.
Terwijl het statuut, dat op de handels
banken van toepassing is, bepaalde activi
teiten uitsluit en in principe alle andere
bancaire verrichtingen toelaat, geeft het
statuut van de private spaarkassen aan
welke activiteiten zijn toegestaan.
Daarnaast geeft het voorschriften ten aan
zien van verplichte beleggingen, solvabili-
teitseisen en dergelijke. De privé-spaar-
kassen, waartoe de Raiffeisenkassen ge
rekend worden, hebben altijd gestreefd
naar een uitbreiding van het diensten
pakket. Belangrijk was in dit verband de
hervorming van het statuut in 1967.
Naast de traditionele taken zoals het aan
trekken van deposito's en verlenen van
kredieten behoren thans de volgende acti
viteiten, het verzorgen van emissies van
staatsfondsen, verhuren van safeloketten,
open bewaarneming, inning van coupons,
het verlenen van borgstellingen in de
bouw, wisselkredieten, assurantiebemidde
ling (beperkt zich tot de z.g. schuldsaldo
verzekeringen), persoonlijke leningen, voor
schotten op onderpand van effecten,
spaarboekjes en polissen van levensverze
keringen en deviezenhandel. Medio 1972
ontving de CERA met haar plaatselijke kas
sen de machtiging tot het verrichten van
contante handel in vreemde munten en
bankbiljetten.
Een verdere verruiming van het diensten
pakket ligt in de verwachting. Reeds werd
onder meer door de Hoge Raad van
Financiën bepleit de private spaarkassen
in staat te stellen alle activiteiten uit te
oefenen, die de kassen verrichten.
Internationaal gezien zouden de private
spaarkassen en dus de Raiffeisenkassen,
dezelfde vrijheden moeten krijgen als hun
partners in andere E.E.G.-landen. De
spaarkassen worden op deze wijze in
staat gesteld, zowel in nationaal als inter
nationaal verband onder dezelfde concur
rentievoorwaarden te werken als de an
dere financiële instellingen.
Van oudsher heeft het accent gelegen op
de landbouwfinanciering. Geleidelijk is
het aandeel van de niet-agrarische finan
cieringen toegenomen tot circa 50%. Van
de kredietverlening aan de landbouw ter
waarde van 3,4 mrd BF was 41 be
stemd voor grond en gebouwen, ruim
37 voor aankoop van materiaal en circa
19,5 voor bedrijfskapitaal.
In de loop van de tijd zijn diverse speci
fieke financieringsvormen voor de land
bouw ontwikkeld. Naast de financiering
van grond en bedrijfsgebouwen is er de
mogelijkheid van inschrijving van land-
bouwvoorrecht, waarbij roerende zaken tot
het landbouwbedrijf behorende, bezwaard
kunnen worden tot 40 van de waarde
van wat men noemt de nominale hoeve
bekleding en wel tot een maximum van
750.000 BF. Het landbouwvoorrecht dient
te worden ingeschreven in een openbaar
register.
Tot de andere specifieke landbouwkre
dieten behoren onder meer installatie
kredieten en leningen voor melkkoelers.
Opvallend is hierbij, dat veelal het debet
rentepercentage hoger wordt, naarmate
de looptijd langer is.
Een belangrijk hulpmiddel bij de Belgische
landbouwfinanciering wordt gevormd door
het in 1961 door de overheid ingestelde
Landbouwinvesteringsfonds en het in 1964
binnen de kring van Belgische Raiffeisen-
instellingen in het leven geroepen Coöpe
ratief Waarborgfonds.
Het Landbouwinvesteringsfonds verschaft
waarborg tot maximaal 75 van het kre
dietbedrag (40% in de pluimveesector).
Deze borgstelling wordt gegeven voor een
periode van maximaal 18 jaar, terwijl daar
naast in bepaalde gevallen subsidies tot
maximaal 5% worden gegeven.
Het Coöperatief Waarborgfonds geeft
tegen een zekere vergoeding aanvullende
zekerheden.
Met een enkel cijfer moge voorts de ont
wikkelingen van de kredietverlening in de
laatste decennia worden aangegeven:
Uitstaande kredieten
(in min BF) Aantallen
1950
1.274
13.333
1960
4.147
27.904
1970
18.453
72.960
1971
19.267
73.893
Buiten de landbouw is het vooral de wo
ningbouw, die de aandacht krijgt door
middel van specifieke woonkredietvormen.
Daarnaast krijgt het niet-agrarische be
drijfsleven de aandacht. Hierbij speelt
eveneens het probleem van het stellen
van aanvullende zekerheid, waarbij het
Coöperatieve Waarborgfonds ingeschakeld
zal worden.
Zoals vermeld worden de enerzijds korte
middelen aangetrokken en aangewend
door de plaatselijke kassen; anderzijds zijn
er de gelden op langere termijn, die uit
sluitend bij de Centrale Kas gedeponeerd
worden.
Dit geheel aan spaar- en termijngelden
groeide in de periode 1950-1971 van 2
naar ruim 35 mrd BF, dit betekent een
gemiddelde jaarlijkse groei van 13,5%.
Opmerkelijk was gedurende de laatste
jaren de relatief sterke middelengroei
bij de CERA ten opzichte van die bij de
plaatselijke kassen. Dit houdt verband met
de toenemende voorkeur voor termijn-
gelden. Aan het begin van de vijftiger
jaren was het aandeel van de termijn-
gelden circa 15%, per eind 1971 ruim
39%. In dat laatste jaar nam, onder in
vloed van dalende rentepercentages op
termijnrekeningen, de voorkeur voor direct
opvraagbare tegoeden echter weer toe en
in 1972 beliep de toename op spaarboek
jes en rekeningen zonder termijn zelfs
31,4% tegenover 9,7% op termijnbeleg
gingen.
Snel was de expansie van de Belgische
Raiffeisenkassen en hun Centrale Kas
gedurende de afgelopen jaren. Een groot
aanpassingsvermogen; dat tot uiting komt
in een actief vestigings- en dienstenbeleid
verzekert de Raiffeisenkassen van een
verdere integratie in de Belgische samen
leving, zodat een voortgaande groei ver
wacht mag worden.