het coöperatieve
landbouwkredietwezen
in belgië
16
drs. f. j. van doorn
relatieve positie
structuur
De Belgische Raiffeisenkassen en de Centrale Raiffeisenkas (CERA) zijn het resultaat van
de aan het einde van de vorige eeuw sterk opbloeiende coöperatieve samenwerking.
Evenals in Nederland hadden opeenvolgende crisisjaren in de landbouw de plattelands
bevolking in een moeilijke financiële situatie gebracht. Teneinde de situatie te verbeteren
was het enerzijds de overheid, die ingreep en overging tot het stichten van landbouw-
kantoren als onderdeel van de Algemene Spaar- en Lijfrentekas, anderzijds waren het de
plaatselijke boerengilden, welke niet alleen onderlinge verzekeringsmaatschappijen en
aan- en verkoopverenigingen stichtten, maar ook de zogenaamde Spaar- en Leengiiden in
het leven riepen. De eerste van deze Spaar- en Leengiiden werd in 1892 in het Vlaamse
Rillaar opgericht. Na 3 jaar, toen er inmiddels 33 spaar- en kredietcoöperaties bestonden,
werd binnen het kader van de in 1890 opgerichte Belgische Boerenbond een centrale
financiële instelling, de huidige Centrale Raiffeisenkas (CERA) gesticht.
Een snelle expansie zorgde ervoor dat,
vooral in het noorden van België een
groot aantal Raiffeisenkassen werd opge
richt; in de dertiger jaren waren het er
zelfs circa 1.200. De noodzaak tot schaal-
vergroting leidde tot concentratie in een
kleiner aantal grotere eenheden. Samen
smelting resulteerde in het huidige aantal
van 725 kassen. Mede gezien het feit dat
een niet onaanzienlijk deel 50%) van
deze kassen op parttime-basis wordt be
heerd, zal het aantal zelfstandige een
heden nog verder worden teruggebracht
tot circa 400. Het ligt daarbij in de bedoe
ling het vestigingsnet niet alleen te hand
haven, maar uit te breiden van 936 tot ruim
1.000 vestigingen.
Naast de Raiffeiseninstellingen zijn er nog
andere instellingen, die zich richten op
de financiering van de landbouw. Met
name dienen genoemd te worden de Al
gemene Spaar- en Lijfrentekas, de Natio
nale Landmaatschappij en het Nationale In
stituut voor het Landbouwkrediet.
Wat is het aandeel van de Raiffeisen
kassen in de landbouwfinanciering? Het
is gebleken dat van de per eind 1970 op
42 mrd BF geschatte schuldenlast van de
Belgische landbouw 14 mrd BF gefinan
cierd was door de Raiffeisenorganisatie.
Vergelijkt men de Belgische zusterorgani
satie met andere financiële instellingen in
België, dan staat de CERA naar balanstotaal
van eind 1971 gemeten, op de 7e plaats.
Per eind 1971
Omvang
Balans
deposito's
totalen
in min BF
in min BF
A.S.L.K.
221,5
245,8
Gemeentekrediet
185,5
200.4
Generale Bankmij
167,1
259,2
N.M.K.N.
130,1
152,8
Bank van Brussel
110,3
194,3
Kredietbank
82,3
125,2
CERA
35,2
46,5
Voor wat betreft het aandeel in het totaal
aan zichtrekeningen, spaargelden, termijn
deposito's, obligaties en kasbons, beheer
den de Belgische Raiffeiseninstellingen
per eind 1970 ruim 3% van deze spaar
fondsen tegenover 1,7% in 1950, waaruit
de groei duidelijk blijkt.
De plaatselijke Raiffeisenkassen zijn ge
sticht in de vorm van een samenwerkende
vennootschap, waarbij de leden, of zoals
men dit zegt de vennoten, verplicht zijn
een aantal aandelen te onderschrijven al
naar gelang de omvang van het genoten
krediet, maar met een maximum van 20
aandelen van 1.000 BF per lid.
De aansprakelijkheid der leden-aandeel-
houders is beperkt tot 1.000 BF per aan
deel. De aandelen dienen wel onderschre
ven te worden, maar de aandeelhouders
zijn niet verplicht deze vol te storten. Op
volgestorte aandelen wordt thans een
dividend van 5% gegeven. Ook de spaar
ders zijn in veel gevallen lid-aandeelhou
der van de plaatselijke kas. Dit wordt aan
gemoedigd door de spaarder-aandeel
houder een 20 toeslag te geven op de
rente op tegoeden in lopende rekening.
Overigens kan iedere vennoot, ongeacht
het aantal aandelen dat hij bezit, slechts
één stem uitbrengen.
De algemene vergadering van de plaatse
lijke kas kiest een Raad van Beheer, die
in het algemeen 5 leden telt. Daarnaast is
er per bank een commissaris, die toezicht
op het beheer uitoefent.
Voor wat het beoordelen en verlenen van
kredieten betreft, draagt de Raad van
Beheer haar bevoegdheden over aan een
in het algemeen uit twee leden bestaand
kredietcomité. De leden van de Raad van
Beheer en de commissaris ontvangen voor
hun werkzaamheden geen vergoeding.
Evenals in Nederland kennen de plaatse
lijke kassen een beperkt werkgebied en
worden de niet ter plaatse aangewende
middelen bij de CERA aangehouden.
De Centrale Kas heeft onder meer tot
taken het leiding geven aan en controle
uitoefenen op de Raiffeisenkassen, het
functioneren als onderling verrekencen
trum en het beheren van de centrale liqui
diteit.
De Raiffeisenkassen en enkele landbouw-
vennootschappen zijn vennoot-aandeel-
houder van de CERA. Het aantal aandelen,
dat de kassen verplicht zijn te onderschrij
ven, wordt gerelateerd aan de som van
spaargelden en kredieten.
Redenen van praktische aard hebben ertoe
geleid, dat bepaalde werkzaamheden niet
door de plaatselijke kassen mogen worden
uitgeoefend, maar wel door de Centrale
Kas. Zo mogen de plaatselijke Raiffeisen
kassen in het algemeen slechts korte mid
delen ontvangen, zoals zichtrekeningen en
deposito's op spaarboekjes zonder ter
mijn en op spaarboekjes op 1 jaar. Uit
zettingen door de plaatselijke kassen zijn
alleen toegestaan op basis van persoonlijke
borgtocht en inschrijving van landbouw-
voorrecht (zie hierna bij „geregelde krediet
activiteiten").
De CERA daarentegen trekt de middelen
op termijn aan, zoals de spaarrekeningen
op naam met looptijden variërend van 1
tot 10 jaar en spaarcertificaten aan toon
der van 1 tot 5 jaar, en zet de verkregen
gelden hoofdzakelijk uit tegen zakelijke
waarborgen, voornamelijk onder hypothe
caire zekerheid.
De plaatselijke kassen bemiddelen bij het
aantrekken van middelen op termijn en
bij het tot stand komen van hypothecaire