beleid van minister brouwer
10
rijksbegroting 1974 voor de landbouw
penserende bedragen aan de grens opgelegd. De bedoe
ling hiervan is om zo snel mogelijk een daling van de
consumentenprijzen in ons land te krijgen ter bestrijding
van de inflatie. Dit zou volkomen volgens de E.G.-regels
kunnen worden geacht, maar men heeft tevens een
compensatie voor de land- en tuinbouw via de B.T.W.
voor alle produkten ingesteld; men kan zich afvragen hoe
het met de E.G. verder moet, wanneer elk land op eigen
houtje de B.T.W. gebruikt om compensatie te verstrekken.
Meer in de geest van het E.G.-landbouwbeleid zou het zijn
geweest wanneer de Nederlandse regering een uitwerking
van de landbouwtoepassing met de Europese collega's
zou hebben besproken en althans getracht zou hebben om
tot afspraken te komen die dan ook voor de andere
landen zouden gelden.
De Europese Commissie toonde zich teleurgesteld over de
revaluatie zonder Europees vooroverleg, maar was niet
ontevreden over de tijdelijke B.T.W.-compensatie voor
landbouwprodukten omdat daardoor geen maatregelen
aan de grens nodig waren. Kennelijk heeft de Commissie
geen behoefte aan een fiks debat over de grensmaatrege-
len dat de verhoging van Nederlandse compenserende
bedragen wellicht had uitgelokt. Misschien zou dit debat
weinig hebben uitgehaald - ons land is tenslotte slechts
klein - maar de nu gevolgde methode getuigt ook van
weinig vertrouwen in de Europese samenwerking op
agrarisch gebied.
Uit de her en der in de memorie gestelde opmerkingen
over het beleid kan men geen grote koerswijziging
afleiden. Voor de zelfstandigen in het algemeen zal worden
doorgegaan met de belastingvrije oudedagsreserve, speci
aal ten behoeve van de kleine zelfstandigen. De invoering
van een volksverzekering voor arbeidsongeschiktheid
werd reeds eerder aangekondigd. Wel nieuw is de
vermelding van een betere fiscale regeling voor medewer
kende vrouwen; het Landbouwschap heeft reeds enige tijd
erop gewezen dat hier een onrechtvaardigheid bestaat.
Over het grondbeleid is niet veel nieuws te melden. Over
het omstreden punt van de onteigening tegen gebruiks
waarde zal volgend jaar een wetsontwerp worden inge
diend.
De landinrichtingswet zal volgens hetzelfde principe in de
steigers worden gezet als dat in het voornemen van het
vorige kabinet lag. De proef met de grondbank wordt
ongewijzigd voortgezet: er wordt kennelijk nog geen
reden gezien om tot uitbreiding over het gehele land over
te gaan of om de normen te wijzigen. Ondanks het feit dat
er op het ogenblik niet veel gebruik van wordt gemaakt.
Wel zal de inspraak bij de ruilverkavelingen worden
vergroot, waarvoor een uitbreiding van het aantal ambte
naren nodig is. Er zullen eventueel alternatieve plannen
worden opgesteld, wat inderdaad weer mankracht vraagt,
maar de invloed van de belanghebbenden weer wezenlijk
kan maken.
Er is dus weinig nieuws in het beleid van minister
Brouwer. Het kernpunt lijkt vooral gelegen in het beleid
voor de bedrijfsontwikkeling dat op basis van E.G.-
richtlijnen nu goed op gang komt. Deze rentesubsidies
zullen te zamen met de betrekkelijk gunstige bedrijfsresul
taten van dit jaar, aan de Nederlandse land- en tuinbouw
een weerstandsvermogen moeten geven voor de moeilijke
tijden.
Fraude met spaarbankboekjes komt bij onze kleine bank
niet voor. Bij elk boekje, bij elke rekening hoort nu
eenmaal een bekend gezicht of een vertrouwde stem. Ja,
zelfs geuren spelen een rol. Als ik tegen de middag even
de kas overneem, kan ik de meisjes precies vertellen, dat
mevrouw Verboom geld heeft gestort. Zo doordrenkt van
een loodzware parfumlucht is haar tasje, dat die geur zich
stevig hecht aan de bankbiljetten, die ze bij ons depo
neert. Bij grote banken is dat natuurlijk anders gesteld,
maar daar beschermt het correct opvolgen van de balie
instructies meestal afdoende.
Zo'n honderd jaar geleden was er in het bankwezen
wellicht meer gelegenheid tot misbruik van spaarsaldi.
Schrijven kon lang niet iedereen, identiteitspapieren be
stonden niet of nauwelijks en „goed gelijkende pasfoto's"
moesten nog worden uitgevonden.
Met name in de Verenigde Staten wapende men zich
toentertijd tegen geknoei met spaarbankboekjes met in de
huidige tijd wel wat komisch aandoende veiligheidsmaatre
gelen. Heel gewoon was het daar in die jaren, dat de
bank beschikte over een aantal zeer persoonlijke gege
vens van een cliënt, waarvan men bij uitbetalingen in
twijfelgevallen zeer listig gebruik maakte. Alleen als de
cliënt feilloos antwoord wist te geven op vragen als:
Welke schoenmaat heeft uw grootvader? Wat zijn uw
lievelingsbloemen? Op wat voor dag valt de verjaardag
van uw oudste dochter? Wat eet u het allerliefste?, kreeg
hij zijn centjes toegeschoven. Maar wist men toevallig niet
meer welke kinderziekten men had ondergaan of welke
kleur haar zijn schoonmoeder had, dan werd het loket
onverbiddelijk toegeslagen.
Daar in het Wilde Westen kende het bankwezen trouwens
nog een eigenaardigheid, die nauw verband hield met het
voorgaande. Handige bankbedienden wisten zich soms
goede neveninkomsten te verschaffen door gebruik te
maken van de vele persoonlijke gegevens, die de clientèle
voor identificatiedoeleinden bij de bank had gedepo
neerd. Die jongens vroegen hun klanten vooral gegevens,
die betrekking hadden op hun bezittingen, hun huwbare
dochters, zonen, neven en nichten. Samen met hun eigen
kennis van de banksaldi van de betrokkenen, was dat
zeer waardevol materiaal voor weer anderen, die trouw
lustige dochters of zonen bezaten. Die waren dan ook
graag bereid voor dergelijke informatie enige commissie
te betalen.
Waarschijnlijk heeft ook menig jonggezellen-bankbediende
er zelf gebruik van gemaakt om zich een in financieel
opzicht aantrekkelijke partij te veroveren.
Het is allemaal allang geschiedenis geworden, dat soort
toestanden. Wel blijkt er uit, dat ook toen al volop sprake
was van branchevervaging, want hoe moet je het anders
noemen, zo'n makelaardij in huwelijken?
Cas Sier