prijsontwikkeling financiering revaluatie gulden - .E M m O) min. gld. 1970/71 1971/72 1972/73 landbouwinkomen 2950 (- 20 3800 26 4775 25 beloningsaanspraken 3900 8%) 4175 8%) 4675 11 de voorgaande jaren het geval was, nl. 4,5%. Deze 3%- afname is opgebouwd uit 4% beëindiging, 1 beroeps verandering met daar tegenover 2 toetreding van nieuwe (meestal jongere) agrariërs. De verminderde afname van de agrarische beroepsbevol king wordt toegeschreven aan de relatief minder gunstige arbeidsmarkt buiten de landbouw en de niet ongunstige inkomensontwikkeling binnen de landbouw. Het is bekend dat deze ontwikkeling ook nu nog gaande is, getuige de geringe animo voor de beëindigingsregelingen. In de memorie wordt ook over een langere periode de invloed op de produktiviteit door deze vermindering van arbeid en de vervanging door machines nagegaan. De bij drage hiervan tot de zgn. netto-produktiviteit wordt voor de vijftiger jaren op 1,6% gesteld en op 2,5% daarna. Deze netto-produktiviteit, dat wil zeggen de toename van produktie bij aanwending van eenzelfde hoeveelheid pro- duktiefaktoren, bedroeg in totaal in de vijftiger jaren 4,1 en daarna 5,4 per jaar. Een andere oorzaak van produktiviteit noemt de memorie de zgn. bio-technische ontwikkeling. Deze droeg in de afgelopen twintig jaar tot de netto-produktiviteit ongeveer 1,5% bij. Een andere bron van toename van produktiviteit van de agrarische sector is een verschuiving in het produktieplan naar de meer produktieve gewassen en teelten; hieruit vloeiden van 1950 tot 1960 1 voor de netto-produktiviteit voort, na deze periode zelfs 1,4% per jaar. Deze enigszins theoretische beschouwing, vol van schat tingen overigens, leert ons dat bijna de helft van de toename van produktiviteit aan de mechanisatie en auto matisering is te danken, terwijl de verantwoordelijkheid voor de rest gedeeld wordt door de toepassing van beter uitgangsmateriaal, bestrijdingsmiddelen enz. (de technisch- biologische ontwikkeling) en de verschuiving naar een meer produktief produktieplan. Ter inleiding van het hoofdstuk over de bedrijfsontwikke ling is er een korte maar belangwekkende verhandeling over de financiering van landbouwbedrijven. Het L.E.I. gaat daarover studies maken, waarbij de ontwikkeling in de financiering van bepaalde bedrijven vastgelegd wordt. De bedragen die geïnvesteerd worden stijgen steeds meer en vooral de beginnende bedrijven blijken veel meer vreemd vermogen op te nemen dan de doorsnee-bedrij ven. De beginnende en expanderende bedrijven doen een beroep op borgstelling en rentesubsidie, hetgeen de genoemde lage eigen vermogenspositie met zich brengt. Uit onderzoekingen in Friesland en Noord-Brabant blijkt, dat de bedrijven die op deze wijze gesteund zijn, een rentabiliteit hebben die een terugkeer naar een eigen vermogenspositie gelijk aan het gemiddelde mogelijk maakte. Een ander belangwekkend gegeven uit de memorie betreft de prijsontwikkeling. Allereerst de vergelijking in verschil lende onderdelen van onze economie, waaruit blijkt dat eind zestiger jaren de prijzen van agrarische produkten bij het algemeen prijspeil en de lonen sterk zijn achtergeble ven. Ook de laatste twee jaar is het stijgingstempo van landbouwprijzen achtergebleven bij de andere sectoren, zoals blijkt uit de volgende cijfers welke uit de memorie zijn afgeleid. o O) W -5 o O 1971 1972 f— '<D O) c <D C u. C/) o>:=f TD 0 _o CO CL u 15,2 7,5 4,6 11,4 7,9 6,8 c I o o w 73 3,1 5,9 Vermeld wordt ook dat in 1972 de gemiddelde prijzen in het binnenland iets meer stegen 5%) dan de prijzen waarvoor onze produkten in het buitenland worden ver kocht 3%). Dit betekent dat de afzet in het buitenland onder een grotere druk komt te staan. Geleidelijk komt dan te midden van interessante beschou wingen ook het beleid aan de orde. Vlak voor de Troonrede werd door het Kabinet op 14 september tot een revaluatie van de gulden met 5% besloten. Daarbij werd tevens vastgesteld dat de daling van landbouwprijzen welke daarmee samenhangt niet zo als in Duitsland is gebeurd, voorkomen zal worden door een aanpassing van compenserende bedragen aan de grens. De prijsverlaging voor landbouwprodukten zal evenals voor andere produkten, moeten doorwerken, waar bij de landbouw door de overheid een handje wordt geholpen door de onmiddellijke verhoging van alle inter ventie- en leveringsprijzen. Het is duidelijk dat de gunstige cijfers die hierboven ook zijn genoemd het Kabinet ertoe hebben gebracht om deze prijsdrukkende maatregel ook voor landbouwprodukten te laten gelden. De tijdelijke compensatie via de B.T.W. is dan nog als doekje voor het bloeden bedoeld. De revaluatie van de Nederlandse gulden is evenals dat tot nu toe bij andere herwaarderingen van E.G.-munten het geval was, een zuiver nationale handeling geweest. Ook de oplossing die voor de landbouw is gekozen, is buiten het kader van de E.G. gehouden; men moet zich afvragen of ons land daarmede niet een zeker recht van spreken heeft verloren wanneer het gaat om dergelijke optreden van andere E.G.-landen. De Nederlandse regering heeft de revaluatie onmiddellijk doorberekend in de interventieprijzen e.d. en geen com-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1973 | | pagina 11