5
agrarische ondernemer betrof. Uit deze stu
die zal blijken of dit juist geweest is. Nog
belangrijker is echter te vernemen welke
ontwikkelingen voor de toekomst mogen
worden verwacht.
In de gedachten die door Friedrich Wil
helm Raiffeisen zijn ontwikkeld had iede
re coöperatieve bank een afgebakend
werkgebied. Al spoedig bleek dat de door
Raiffeisen beoogde doeleinden het best
konden worden verwezenlijkt door een
samenwerking tussen die plaatselijke ban
ken. Wanneer ik dit stel dan denk ik in de
eerste plaats aan gezamenlijke regelingen
via een centrale bank om de liquiditeits-
en solvabiliteitspositie van de coöperatieve
banken veilig te stellen. Ik denk ook aan
de begeleiding van de lokale banken,
vooral om hun dienstverlening aan hun
klanten zo goed mogelijk te doen zijn.
In de afgelopen jaren hebben wij bij de
niet-coöperatieve banken de vorming van
groepen van banken uit onderscheidene
landen tot ontwikkeling zien komen, die
het internationale werk zeer vergemakke
lijken. Er zijn zelfs groepen bij die tot
uiting hebben gebracht, dat zij uiteinde
lijk een fusie tussen banken uit verschil
lende landen nastreven.
In de taakstelling van de coöperatieve
banken en hun centrales ligt naar mijn
mening opgesloten dat zij de belangen van
de leden in hun eigen werkgebied, dus
gezien vanuit de Centrale Banken in hun
eigen land, hebben te behartigen. Zelfs
wanneer wij naar de ontwikkeling in het
niet-coöperatieve bankwezen kijken ligt
het - binnen deze taakstelling - naar
mijn gevoelen voor de hand om het denk
beeld van internationale fusies tussen coö
peratieve bankorganisaties uit te sluiten.
Dat wil echter niet zeggen dat de co-
operatieve bankorganisaties niet alle aan
dacht dienen te geven aan internationale
samenwerking. De ontwikkeling bij de
grote agrarische coöperaties is zó dat in
ternationale samenwerking daar is begon
nen en dat mag worden verwacht dat deze
zal worden uitgebouwd.
Hierbij kan men ook denken aan een
investering van die zijde in ontwikke
lingslanden. Om de grote agrarische coö
peraties in de financiering daarvan te
kunnen begeleiden is internationale sa
menwerking bijzonder belangrijk. In ons
land krijgt dat nog een extra accent
omdat ons economisch leven, en zeker ook
de agrarische bedrijfstak, in belangrijke
mate afhankelijk is van in- en uitvoer die
niet alleen financiering vraagt maar ook
een goede begeleiding, onder meer in het
internationale betalingsverkeer.
Er zijn in de huidige ontwikkeling nog
meer redenen waarom aan internationali
satie, ook in onze kring, moet worden
gedacht.
In een coöperatieve bankorganisatie zijn
er banken met een overschot, maar ook
banken met een tekort aan middelen.
Door allerlei regelingen moeten wij de
banken met een tekort aan middelen bin
den. In de huidige ontwikkeling is het in
het internationale werk ook denkbaar dat
liquiditeiten uit de internationale geld- en
kapitaalmarkt worden gehaald om de te
kort-banken bij te staan en niet zo sterk
aan allerlei regels te hoeven te binden.
Wanneer men aandacht geeft aan deze
taken en anderzijds aan de mogelijkheden
om deze door uitbreiding en intensivering
van de internationale contacten beter dan
tot nu toe te vervullen, dan groeien de
gedachten aan versterking van de bank
functie van de Centrale Bank - juist in
het belang van de aangesloten banken -
ook in de internationale sfeer. Daarmede
zijn wij al bezig, waarbij ik b.v. aan de
wisselarbitrage denk. Dat uitbouwen van
een werkelijk centraal bankbedrijf in in
ternationaal verband geeft voorts moge
lijkheden om daaruit eigen additionele
inkomsten voor de Centrale Bank te ver
krijgen. Ook dit is een belang van de
gehele organisatie omdat de kostentoe
rekening naar de lokale banken, waaraan
ik in een vorige kolom aandacht gal, kan
worden verlaagd.
De gedachte dat het streven naar een
centraal bankbedrijf en naar internatio
nalisatie de gehele organisatie dient, heeft
de bestuursorganen van de Centrale Bank
ertoe geleid met een aantal in karakter en
bedrijfsvoering verwante organisaties en
een Engelse private bank in de zo belang
rijke City in Londen gezamenlijk een zoge
naamde ,,merchantbank" op te richten,
„London and Continental Bankers Ltd."
kortweg: Locobank. Ik zal in deze kolom
geen bijzonderheden over deze bank ver
melden en dit gaarne overlaten aan de
redactie van dit blad. Ik wilde deze sa
menwerking met andere Europese coöpe
ratieve bankorganisaties verklaren. Aan
deze verklaring moet ik nog wat toevoe
gen.
Ik zie de deelname in London and Conti
nental Bankers Ltd. als een begin van ons
internationale werk. Wanneer wij beden
ken wat financieringsinstellingen in de
toekomst nog zullen moeten doen op het
gebied van financiering van milieuhygië
ne, het zoeken naar andere grond- en
hulpstoffen, het begeleiden van investe
ringen in ontwikkelingslanden, het bege
leiden van recreatie en gezondheidszorg -
om maar eens een paar punten te noemen
- dan ziet men een enorme taak op ons
afkomen die zonder een internationale
samenwerking moeilijk zal zijn te vervul
len. Daarom moeten wij de deelname in
de „Locobank" als een begin van interna
tionale samenwerking zien. Het is nog niet
te schetsen hoe wij die weg verder zullen
beschrijden, maar het belang van de leden
van onze gehele organisatie brengt mee
dat wij daar alle aandacht aan geven in
samenwerking met bevriende verwante
organisaties in het buitenland.
A. J. Verhage