uit onze
historie
■kaft den Veier.
32
wie was georgius
spaarzaamheid
en arbeidzaamheid
De permanente Commissie van Bijstand voor d«
oprichting en de administratie der Boerenleenbanken
in den Ned. Boerenbond heeft, den 9en Augustus te
Boxtel vergaderd, de hier volgende Statuten definitief
aangenomen en den 14en Aug. daaraanvolgende aan
het Dag. Bestuur van den Ned. Boerenbond ter goed
keuring voorgelegd. Tevens heeft het een in deze
zaken ervaren schrijver verzocht eene korte, een
voudige en duidelijke verklaring van deze schoone
instelling te schrijven en tegelijk met de Statuten uit
te geven. Aan dezen wensch is zoo spoedig mogelijk
voldaan en thans hebben wij het genoegen dezen
schoonen arbeid aan uwe belangstelling aan te bevelen.
Wij twijfelen geen oogenblik of alle afdeelingen
van den Boerenbond zullen, zoodra zij tan dit
boekje hebben kennis genomen, de heilrijkheid dezer
kostbare stichting inzien en weldra zal ons dierbaar
Vaderland, evenals Duitschland en Belgie, met een
aantal leenbanken verrijkt zijn en zal onze zoo be
proefde boerenstand, zoowel in zedelijk als stoffelijk
opzicht, overvloedige vruchten plukken van deze
zoo bij uitstek praktische, onmisbare, echt Christe
lijke en zegenrijke stichting.
De permanente Commissie van Bijstand
voor Eaiffeisen-kassen.
Terugblikker had onlangs een meevallertje
en kon zijn collectie in de „geschiedenis
kamer" uitbreiden met een klein, maar be
langrijk stuk. Bij een bezoekje aan „Oir-
schot" kreeg hij het boekje in handen waar
hij reeds lange tijd naar had uitgekeken en
wel: „De Boerenleenbank" verklaard door
Georgius en met de Officieele uitgave van
de Statuten.
Wie was nu deze schrijver die zich schijn
baar zo bescheiden achter de naam Geor
gius verschool? Dat was de, gelukkig bij
lange na niet bescheiden, Pater Gerlacus
van den Eisen (Orde Pream.) die leefde
van 1853 tot 1925, waarvan de meeste jaren
in de Abdij van Berne te Heeswijk en die
de erenaam draagt van Emancipator van
de Noordbrabantsche Boerenstand.
Ook alweer gelukkig: beslist geen gemak
kelijk mens. Was dat wèl zo geweest, dan
was waarschijnlijk de ontwikkeling van de
Boerenbond en van de daaruit voortgeko
men coöperatieve landbouwkredietbanken
langs heel andere wegen gegaan. Hij was
ongemakkelijk voor anderen en stelde aan
zichzelf eveneens zeer hoge eisen terwille
van het menslievend doel dat hij na
streefde.
Het embleem van de voormalige Eind-
hovense organisatie bestond uit een kruis,
waaronder een ploeg, symboliserende het
„Aan Godes zegen is alles gelegen", meent
Tb. Vanuit dit weten leefde en werkte men
aan de bouw van een netwerk van plaatse
lijke banken. Het is goed dit in de her
innering te bewaren en daarnaar te werken,
want dit is de basis van het gebouw, dat
Raiffeisen voor ogen stond.
Zou het anders worden dan zou Raiffeisen's
ideaal, dat ook het ideaal is van velen zijner
navolgers, met voeten getreden worden,
waardeloos worden en het wezenlijk onder
scheid tussen „ons" en de „anderen" doen
verdwijnen.
Pater Van den Eisen deed al in 1896 een
artikelenreeks van zijn hand verschijnen
in „De Noordbrabanter" over „nut en orga
nisatie van het Coöperatief Landbouw-
crediet van de zijde van de Boerenbon
den". Hierin kwam duidelijk tot uitdrukking
dat de kredietcoöperaties, onder de door
hem uitgevonden naam van Boerenleen
banken voor het welzijn van de boeren
minstens even belangrijk zijn als de
Boerenbonden. Dit alles deed geen afbreuk
aan zijn standpunt dat alles toch onder
de Boerenbond zou moeten blijven ressor
teren. Een standpunt dat later uit zou
groeien tot een bittere twistappel.
In 1898 schreef hij een Handleiding voor
het Beheer der Boerenleenbanken. Ook
was in 1897, of daaromtrent, reeds een
brochure verschenen van de Sittardse
onderwijzer J. Claessen (Frans van Dam)
onder de titel: „De Raiffeisencassen of
Landbouwbanken", ongeveer gelijktijdig
met de, door de Noordbrabantsche Boeren
bond uitgegeven brochure van „Georgius",
die voor vele bestuurders een zeer waarde
volle leidraad zou worden en ook voor pro
pagandistische doeleinden kon worden ge
bruikt. Dit boekje, waarvan de leesbaarheid
wordt bevorderd door het ontbreken van
juridische strakheid, vangt aan met:
Een reeks korte vragen, blijkbaar geacht
te zijn gesteld door een diepdoordenkertje,
wordt beantwoord op duidelijke, maar soms
zeer breedsprakige wijze. Het doet denken
aan vragen naar de bekende weg (wat het
dan ook inderdaad was voor de schrijver),
maar bij de antwoorden wordt de belang
stellende vraagsteller zeker niet met een
kluitje in het riet gestuurd.
Georgius' idealisme komt op bijna elke
bladzijde om de hoek kijken en het geheel
wordt gelardeerd met soms verontwaardig
de „uitschieters". Enfin, laat ons enkele
kleinoden puren uit de schat die voor ons
ligt en trachten de logische gedachtengang
van den Eerwaarden en Geleerden schrij
ver te volgen.
Voor ons is dit alles gesneden koek, om
dat wij terugzien en na vijfenzeventig jaren
het wel denken te weten, maar de dikwijls
eenvoudigen met de warme harten, die
onze voorgangers waren, moesten alles
nog leren. En hoe gering was dikwijls hun
schoolse ontwikkeling en hoe vreemd was
dikwijls de taak, die zij op zich namen
naast de vaak harde en moeizame arbeid
voor het dagelijks brood!
Op de vraag: „Wat is een boerenleen-