vijfentwintig jaar bankzaken 14 gesprek met drs. a. nijssen de leiding van bankzaken Drs. A. Nijssen, hoofd van het di rectoraat Centrale Bankzaken, her dacht op 16 en 17 augustus te mid den van zeer vele vrienden, colle gae, medewerkers en relaties van binnen en buiten de organisatie het feit, dat hij vijfentwintig jaar ge leden in dienst trad van de toen malige Coöperatieve Centrale Boe renleenbank. In de vorm van bloemen en ge schenken, maar vooral met een ste vige handdruk en welgemeende woorden gaven velen uiting aan de grote waardering, die men voor de jubilaris koestert. Vertegenwoordigers van andere bankorganisaties en effectenbedrij ven gaven acte de prêsence, even als vele bestuurders en directies van aangesloten banken. Een der hoogtepunten was voor de heer Nijssen ongetwijfeld het ogen blik, waarop mr. P. W. D. F. Joos- ten, gemeentesecretaris van Eind hoven, hem namens het college van Burgemeester en Wethouders een Ereroemer van de gemeente Eindhoven uitreikte voor zijn ver diensten op sociaal gebied. Dit jubileum was voor de redactie aanleiding tot een vraaggesprek met de heer Nijssen, dat we de lezer hierbij aanbieden. Hoe kwam u voor het eerst in aanraking met het coöperatief landbouwkrediet? Dat was op 26 januari 1932 en ik was toen net negen jaar geworden. Het klinkt mis schien een beetje arrogant of raar, maar eigenlijk kwam die dag het coöperatief landbouwkrediet in aanraking met mij in plaats van andersom. Daar hoort wel een verhaal bij, natuurlijk, een stukje levens geschiedenis. Ik was zes jaar oud en woonde in Valkens- waard toen in 1929 mijn ouders overleden en ik werd opgenomen in het gezin van een familie Rijkers in Borkel en Schaft. Dat ligt zo om en nabij 15 kilometer ten zuiden van Eindhoven. Het was en is het mooiste dorp op aarde; daarna komt Laren in het Gooi en dan komt er een hele tijd niets. Toen ik er kwam in 1929 was Driekske Moonen gemeente-ontvanger van Borkel en Schaft en tevens kassier van da Boerenleenbank. Driekske stierf eind 1931 en per 26 januari 1932 werd Toon Rijkers benoemd tot kassier. Het benoemings besluit werd diezelfde dag nog tot uitvoe ring gebracht: de brandkast van de bank (een Lips TAR-O) werd per slee achter twee paarden naar de woning van de nieuwbenoemde kassier - en mijn thuis - vervoerd. Zo kwam dus de Boerenleen bank naar mij toe en het heeft toen wel indruk op me gemaakt, hoor! Op welke wijze kwam uw dienstverband met de Centrale Bank tot stand en wat waren uw verwachtingen? Tussen die eerste kennismaking met de Boerenleenbank in 1932 en mijn indienst- treden bij de Centrale Bank in 1948 is er wel een en ander gebeurd. Na in het begin van de oorlog mijn gym nasium te hebben gehaald, ging ik in Til burg economie studeren. Daarbij stootte ik op nogal wat vertragingen. De studie jaren 1942/43 en 1943/44 waren onderduik jaren, die werden doorgebracht op boer derijen van dezelfde onvolprezen familie Rijkers en toen die periode ten einde was, begon het jeugdige avonturierenbloed te werken. Als tolk bij een Engels regiment trok ik met de beroemde „Desert Rats" door Frankrijk, België, Nederland, Duitsland en Denemarken. Na nog acht maanden verblijf in Berlijn kwam er in maart 1946 een einde aan dat avontuur. Met een achteraf gezien wat overdreven ijver ben ik toen echt aan het studeren geslagen. Medio 1948, met een laatste ten tamen en het doctorale examen in het verschiet, kwam ik tot de conclusie dat ik wel het een en ander wist, maar niets kon. Daarom zocht ik een „eerste baan" om ervaring op te doen. Na twee mislukte solli citaties elders, belandde ik op een avond bij mr. Van Campen; eerlijk gezegd in een stemming van „op hoop van zegen". Ik kreeg stante pede de gelegenheid om mijn verhaal te vertellen en vertrok met een uitnodiging om de daaropvolgende zater dagochtend terug te komen op het kantoor van de bank. Later bleek dat in de tussen liggende dagen alle opgegeven referenties zorgvuldig waren nagetrokken. Die zaterdag kreeg ik te horen dat, waar kort te voren de van oudsher nauwe ban den tussen de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank en de Nederlandsche Landbouwbank n.v. (met een wijziging van de naam van deze laatste in Nederland sche Credietbank n.v.) waren verbroken, de Centrale Bank was begonnen met de opbouw van een eigen afdeling Buitenland. Ik was per saldo zowat afgestudeerd en ik had als militair tolk een voor de bank niet onaantrekkelijke talenervaring opge daan, dus mocht ik als ik het aandurfde, komen werken op die nieuwe afdeling Buitenland. Ik zei ja, al kreeg ik ook niet helemaal het salaris waarop ik had ge hoopt. Ik hoopte praktijkervaring te vinden in een bedrijf, dat me wel aantrok. Niet minder, maar ook niet meer. Zeker heb ik toen niet verwacht vanaf mijn eerste werkdag eigenlijk al op weg te zijn naar een zilveren jubileum. Terugkijkend op dat stuk van uw leven en werk, zijn uw verwachtingen dan vervuld of wellicht overtroffen? Overtroffen natuurlijk! Het is heel anders geworden dan ik toen ook maar had kun nen denken. Al solliciterende had ik ge zocht naar een mogelijkheid om in de praktijk van iedere dag bedrijfservaring op te doen. Ik verwachtte die kans wel te krijgen bij de heer Gast, die toen in Eind hoven onder meer de afdeling Buitenland onder zich had. Naast Gast zat de heer Faassen, die zelf middelenbeheer deed en ook de effectenafdeling onder zich had. Samen hielden ze me degelijk aan het werk en ik ben daar nog altijd dankbaar voor, want ik kreeg in die praktijk een

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1973 | | pagina 16