consument in de knel
humphrey's conferentie
suiker
nederland
9
E.G.-beleid niet minder zullen worden: enerzijds valt de
importheffing als bron van inkomsten weg en anderzijds
komt er wellicht een subsidie voor de consumenten bij.
In het afgelopen jaar is de consument zich overigens weer
gaan roeren. Dat wil zeggen de koopkrachtige consument
uit de ontwikkelde landen, die in het bijzonder het meest
hoogwaardige produkt vlees, vooral rundvlees, in prijs zag
stijgen. In de Verenigde Staten is er in het voorjaar een
actie geweest om de befaamde hamburger zonder vlees
te gaan nuttigen; er werd gesproken van ,,Nixon-burger".
Deze actie had weinig succes, evenmin trouwens als de
officiële prijsstop die er toe leidde dat het voer duurder
werd dan het eindprodukt.
Ook in het Verenigd Koninkrijk, waar het landbouwprijs-
beleid steeds vooral op de consument is gericht geweest,
maakt men zich zorgen over de rundvleesprijzen. Er is wel
gesuggereerd, dat het exportverbod van levend vee naar
ons land uit oogpunt van dierenbescherming en hygiëne,
te maken heeft met dit consumentenbelang. Het is echter
geen officiële politiek van de Britse regering. Men is in het
Verenigd Koninkrijk vooralsnog zo verstandig de export
van rundvlees niet af te snijden, omdat b.v. de Ierse leve
rancier hoger geprijsde, continentale E.G.-landen op zou
kunnen gaan zoeken, met een blijvend nadeel voor de
Engelse consument.
Er is op ideële gronden kritiek uitgeoefend op de westerse
consument omdat hij zo'n grote voorkeur heeft voor vlees,
waardoor nogal wat energiebronnen worden verspild. Zou
men voedergranen, soja enz. niet eerst door de maag van
een dier laten gaan, maar rechtstreeks voor menselijke
consumptie gereedmaken, dan zou men met dezelfde hoe
veelheid grondstof veel meer mensen kunnen voeden.
Deze laatste stelling is, afgezien van de niet geringe tech
nische complicaties, niet onjuist. Het is echter slechts één
spectaculair aspect van een algemeen probleem: de
tegenstelling tussen het rijke en het arme deel van de
wereld. Het is de koopkrachtige vraag die telt en niet de
fysieke behoefte die in ontwikkelingslanden bestaat. Om
dit probleem te doorbreken is meer nodig dan het ver
anderen van de consumptie-gewoonten door minder vlees
en meer rietsuiker te gebruiken. Hoewel het nuttig is om
de westerse consument te wijzen op het probleem van de
voedselvoorziening van de gehele wereld aan de hand
van zijn dagelijks menu, maar het moet niet worden voor
gesteld of cfaar ook de oplossing kan worden gevonden.
De Amerikaanse senator Humphrey, die zijn politieke basis
heeft in de grote landbouwgebieden van de Verenigde
Staten, heeft voorgesteld om een wereldconferentie te
houden over de voedselsituatie. Daaraan zouden de wes
telijke landen, de ontwikkelingslanden en ook de Sovjet-
Unie en China moeten deelnemen. Er is alle reden voor zo'n
conferentie want wanneer men de huidige gang van zaken
op zijn beloop laat, dan zullen de ontwikkelingslanden de
rekening moeten afsluiten.
Er komen steeds meer berichten over catastrofes in ont
wikkelingslanden, die weinig goeds voorspellen voor de
naaste toekomst. Helaas, men kan echter niet anders ver
wachten dan dat de ontwikkelde landen, inclusief Rusland
en China, eerst de eigen consument tevreden willen stel
len. De conferentie van senator Humphrey zal dan ook wel
niet plaatsvinden.
Wel zal vanaf september gesproken worden over de inter
nationale suikerovereenkomst (I.S.O.). De huidige regeling
loopt aan het einde van het jaar af en er moet beslist wor
den over een verlenging of wijziging van de overeenkomst.
De Europese Gemeenschap nam tot nog toe niet deel
aan de overeenkomst omdat op aandringen van Frankrijk
de Gemeenschap om zo een groot uitvoerquantum vroeg,
dat de andere leden van de I.S.O. er niet eens over wilden
praten. De E.G. heeft daarmede tegenover de rietsuiker-
producerende ontwikkelingslanden een slechte beurt ge
maakt. In de praktijk heeft dit weinig economische invloed
gehad omdat de wereldmarktprijs van suiker door een
toenemend verbruik en achterblijvende produktie sterk
steeg. Op het ogenblik is zelfs het E.G.-niveau bereikt.
De ontwikkelingslanden kenden afgelopen jaren nauwe
lijks afzetproblemen.
Ir. Lardinois en de E.G.-commissie zijn echter vastbesloten
om de Gemeenschap van protectionistische blaam te zui
veren.
Blijkens het voorstel van de komende conferentie wil ir.
Lardinois een openingsbod doen van een netto-import van
600.000 ton. Dat zou volgens de Commissie met zich mee
brengen, dat de E.G. de eigen produktie aan banden moet
leggen door een contigentering per fabriek.
De Franse minister van landbouw, Chirac, heeft zich over
dit voorstel bijzonder boos gemaakt, en het zal waar
schijnlijk niet ongeschonden door de Raad van de E.G.
komen.
Blijft de tekort-situatie op de wereldmarkt voortduren, dan
zal trouwens de praktische betekenis van het Commissie
voorstel niet groot zijn, omdat dan alle contigenteringen in
internationaal verband geschorst zijn. Ook zullen de E.G.-
quanta bij een toenemende schaarste vergroot kunnen
worden. Wanneer het Commissie-voorstel wordt gehand
haafd, zou toepassing daarvan in de E.G. ertoe kunnen
leiden dat er een strenge contingentering per fabriek komt
en dat de voordelen van een stijgende wereldmarktprijs in
mindere mate de Europese boer ten goede komen en voor
een groot deel naar de Europese schatkist vloeien. Het
huidige stelsel is soepeler en zal waarschijnlijk de voor
keur van de producenten en de ministers hebben.
Hoe staat het temidden van dit alles met ons eigen land?
De intensieve veehouderij heeft uiteraard sterk te kampen
met de hoge voederprijzen, maar omdat ook de concur
rentie deze moet betalen, trekt het prijspeil van de eind-
produkten aan. Wel is onze intensieve veehouderij meer
afhankelijk van ingevoerde voeders-dan andere landen,
maar de berichten zijn tot nog toe geruststellend.
De akkerbouw lijkt een goede oogst binnen te halen en
koestert zich in goede prijsverwachtingen voor de granen,
welke de laatste jaren wel eens verguisd zijn. Overigens
zijn de oorzaken van de prijsstijgingen niet al te stabiel.
Uit de cijfers van het Borgstellingsfonds (minder aanvra
gen maar voor grotere bedragen) en de aanvragen voor
rentesubsidies blijkt, dat de Nederlandse landbouw een
groot deel van de inkomsten weer onderploegt om voor
de komende jaren goed gewapend te zijn. De afvloeiing
vanuit de landbouw gaat minder dan in het verleden, om
dat buiten de landbouw de economische situatie verge
lijkenderwijs niet aantrekkelijk is.
Vooral in de rundveehouderij worden grote sprongen ge
maakt naar omvangrijker veestapels waardoor de Neder-