wob
wob
4
haar tarieven voor de termijnspaargelden
de markttendens in 1972 niet volgde, roept
het vragen op wanneer de Rijkspostspaar
bank in 1973 een verhoging van de rente
voor termijnspaargelden toepast, welke
niet stoelt op een op dat moment te con
stateren stijging der rente.
Uit een oogpunt van de ontwikkeling van
de rente op de kapitaalmarkt was deze
verhoging niet voor de hand liggend.
De achtergrond van deze verhoging der
rente moet dan ook eerder gezocht wor
den in het vlak der concurrentieverhou
dingen.
Recentelijk, publikatie in Financieele Dag
blad dd. 29 juni 1973, heeft de Rijkspost
spaarbank haar plannen voor de toekomst
aan de openbaarheid prijsgegeven.
Ten aanzien van de rentetarieven is daarbij
opgemerkt dat deze instelling van plan is
ook wel als priceleader op te treden. Als
voorbeeld wordt genoemd de bovenge
noemde verhoging voor de rente op be
leggingsrekeningen per 1 mei jl.
Het effect van deze renteverhoging was
dat ook andere bankinstellingen deze ren
teverhoging volgden, zodat ook de Cen
trale Bank een advies in gelijke zin deed
uitgaan.
Voor het tweede halfjaar 1973 kan worden
gesteld dat de kapitaalmarktrente zich
in stijgende lijn heeft ontwikkeld.
Bij het ter perse gaan van bovenstaande
passages bleek het rentefront opnieuw in
beweging te zijn gekomen.
Nadat bekend was geworden, dat de han
delsbanken met ingang van medio juli de
creditrentepercentages voor de verschil
lende spaarvormen zouden gaan verhogen,
bereikte medio juli de aangesloten banken
een hernieuwd rente-advies, waarin met
deze ontwikkeling werd rekening gehou
den.
Tegelijkertijd werden ook voor de overige
debet- en creditrentetarieven wijzigingen
in de rentetarieven geadviseerd, die be
ogen deze tarieven in overeenstemming
met de marktsituatie te houden.
DEPOSANTEN S.O.L.
Toen begin dit jaar de Coöperatieve Sticht-
se Olie- en Lijnkoekenfabriek (S.O.L.) in
moeilijkheden kwam te verkeren, welke in
middels tot haar faillissement hebben ge
leid, is al onmiddellijk de vrees uitgespro
ken, dat dit ook ernstige gevolgen zou
kunnen hebben voor een groot aantal af
nemers, die gelden a deposito bij de S.O.L.
hebben geplaatst. In totaal beliep dit een
bedrag van ruim 5 miljoen.
In ons maartnummer schreven wij naar
aanleiding van het lot, dat deze deposan
ten bedreigde: „Dit leert ons op harde
wijze, dat er in de financiële structuur van
een coöperatieve onderneming - krediet
coöperaties uiteraard uitgezonderd - geen
plaats behoort te worden ingeruimd voor
depositie's ten name van de afnemers c.q.
de leden. Op de gevaren daarvan is al
sinds jaar en dag gewezen, ook van onze
zijde!"
Die gevaren zijn in dit geval wel heel dui
delijk aan de dag getreden, want de des
betreffende leden en afnemers zullen naar
het zich laat aanzien uit de boedel van de
S.O.L. waarschijnlijk niet meer dan 10%
van hun bij de S.O.L. gedeponeerde be
dragen terugontvangen!
Hoezeer wij ook het systeem van depo
sito's afwijzen en er veelvuldig tegen heb
ben gewaarschuwd, deze droeve ontwikke
ling heeft geen gevoelens van leedvermaak
bij ons opgeroepen. Daarvoor zijn de ge
volgen voor vele individuele deposanten te
schrijnend. Vanuit die overweging ook
heeft de Centrale Bank zich bereid ver
klaard medewerking te willen verlenen aan
een actie tot steunverlening aan de gedu
peerde deposanten van de S.O.L.
Het initiatief voor deze actie is uitgegaan
van Cebeco/Handelsraad en enkele bij
deze instelling aangesloten plaatselijke
coöperaties. Uit een te vormen fonds,
waarvoor Cebeco/Handelsraad en Centrale
Bank een zelfde bedrag ter beschikking
zullen stellen, zal getracht worden aan de
gedupeerden een zodanige uitkering te
doen, dat zij, inclusief de uitkering uit de
boedel, maximaal 50% van hun deposito
bedragen terug ontvangen. Voor een ver
dergaande schadeloosstelling is naar onze
mening geen plaats: gezien het principieel
verwerpelijke van deze soort deposito's
dient de steunverlening aan gedupeerden
zich te beperken tot het wegnemen van de
scherpste kanten van de ook dan nog
harde consequenties van het S.O.L.-faillis-
sement.
Overigens hopen wij, dat dank zij de uitke
ring van het steunfonds, de financiële ge
volgen voor de deposanten zelf draagbaar
zullen zijn.
JEUGD EN COÖPERATIEVE BANKEN
Voor ouderen is de jeugd vermoedelijk
altijd een probleem geweest. Dat dateert
heus niet van vandaag of gisteren, maar
vloeit als vanzelfsprekend voort uit de om
standigheid, dat een jongere nu eenmaal,
althans in jaren gerekend, meer toekomst
voor zich heeft dan een oudere. Men mag
daarvoor een dik woord als „generatie
conflicten" gebruiken, de zaak zelf is niet
nieuw.
Nieuw lijkt echter wel, dat de jeugd in deze
tijd veel kritischer en zelfbewuster is ge
worden dan vroeger. Zij voelt er steeds
minder voor het traditionele op gezag van
anderen, zeg maar ouderen, te aanvaarden
en loopt veel eerder warm voor nieuwe
vormen van de maatschappelijke samen
leving. Zij wil wat anders, bewust of on
bewust, en vaak zonder precies te kunnen
beredeneren wat dat andere dan wel zou
moeten zijn.
Hoe denkt die jeugd nu over de coöpera
tieve banken? En wat betekenen die coöpe
ratieve banken nu voor die jeugd? Zulke
vragen zijn van belang, want de toekomst
van onze banken wordt gemaakt in de
toekomst van de jeugd en veel minder in
die van de ouderen.
Een studiegroep in CEA-CICA verband, ge
vormd door de verschillende Europese
coöperatieve bankinstellingen, houdt zich
sinds enige tijd intensief met deze zaak
bezig. Onlangs kwam ons weer een stuk
van deze studiegroep onder ogen, dat de
nodige stof tot overdenking geeft. De
studiegroep heeft daarin een aantal van
haar bevindingen verwerkt, onder andere
verkregen uit enquêtes in diverse landen.
Zij zijn niet uitgesplitst over de verschil
lende landen en dat maakt het noodzake
lijk er rekening mee te houden, dat ook al
zijn de uitkomsten in hun algemeenheid
juist, ze toch land voor land een ander
beeld kunnen opleveren. De bankinstel
lingen, ook de coöperatieve, tonen immers
hier en elders nogal wat verschillen.
Zo menen wij, dat onze organisatie altijd
veel belangstelling voor de jeugd heeft
gehad. Dat begint met schoolsparen maar
gaat via allerlei jeugdacties en speciale
films en dergelijke nog veel verder. Ge
noemd kan worden onze uitgave „Tussen
duim en wijsvinger", een leerboek over de
geschiedenis en de betekenis van het geld.
Ook het nieuwste initiatief op het gebied
van jeugdsparen, „Grijp 5", is daarvan een
voorbeeld.
Ondertussen verhindert dit niet, dat wij van
harte met de studiegroep instemmen als
deze zegt, dat het coöperatieve bankwe
zen zich veel en veel meer met de proble
men van de jeugd moet bezighouden. In
toenemende mate gaat de jeugd een be
langrijke groep met een niet te onder-