(wat ons bezighoudt] wob 2 EEN STAATSBANK? ONDOORDACHT EN ONNODIG! De plannen van de gelddiensten van de P.T.T. de Postcheque- en Girodienst en de Rijkspostspaarbank - om tot een retail- bank uit te groeien, hebben inmiddels vas tere vormen aangenomen. Met het ver strekken van hypothecaire leningen voor eigen woningbezit inclusief verkoop van daarbij behorende verzekeringen zal bin nenkort een begin gemaakt worden. Later hoopt men zich ook op het terrein van per soonlijke leningen en debetrekeningen te gaan begeven, doch daartoe is eerst een wetswijziging nodig. In het meinummer hebben wij ons op grond van de toen beschikbare informatie al ge reserveerd tegenover de plannen van de P.T.T. opgesteld. Wij menen daarbij een aantal goede argumenten te hebben aan gevoerd, die wij ook nu nog handhaven. Ondertussen gaat het er ons niet om tot een op de spits gedreven controverse met de P.T.T. te komen. Een zakelijke beoor deling van haar plannen mag deze natuur lijk verwachten, te meer daar de P.T.T. zich met haar retailbank duidelijk in een con currentieverhouding tot de bestaande ban ken wil plaatsen. Zij mikt op een markt aandeel over een jaar of vijf van ten min ste 10% van de hypotheekverlening en van de persoonlijke leningen. En daar zul len dan natuurlijk ook de Rabobanken wel wat van merken. Nu schrikt ons die eventuele concurrentie van een P.T.T.-retailbank op zich zelf niet af, want wij hebben de cliënten tenslotte toch ook wel wat te bieden! De vraag is echter voor ons of de P.T.T. nu beslist deze stap moet gaan doen. ledereen weet, dat de concurrentie in het bankbedrijf al zeer fel is. Moet nu, terwijl de gelddiensten van de P.T.T. een gezond, rendabel bedrijf hebben, een soort staats bank - toch een hele nieuwe figuur in ons land - zich per se als mede-concurrent gaan opstellen? Van de noodzaak daarvan heeft men ons niet overtuigd, en het hele plan roept toch wel ernstige vragen en bezwaren bij ons op. Door de P.T.T. is als zwaarwegend motief aangevoerd het belang van het publiek. Men wil zich richten naar de wensen en behoeften van de cliënten. Een argument, dat op het eerste horen een ieder plausibel in de oren zal klinken, zeker ook onze ban ken. Toch is het de vraag of dit argument terecht gehanteerd wordt. Dekt het de in grijpende veranderingen, die de nieuwe activiteit voor de P.T.T. en voor het hele bankwezen zal meebrengen? Maakt het de ongetwijfeld zeer hoge kosten voor ons staatsbedrijf verantwoord? Wij menen, dat de antwoorden op die vra gen ontkennend moeten luiden. Het motief verliest nl. zijn waarde, omdat in ons land het bankwezen zijn taak beslist goed ver vult, omdat de dienstverlening zeer uitge breid is, terwijl niemand zal kunnen be strijden, dat deze dienstverlening niet in de laatste plaats op het grote publiek ge richt is en daarvoor gemakkelijk toeganke lijk. Er is zelfs al sprake van „overbanking" en de concurrentie tussen de banken is te hoog opgeschroefd dan dat zij nog eens versterkt zou moeten worden. De PTT spreekt ook van een concurrentie vervalsing. De velen, die er alleen maar een postgirorekening of een spaarrekening bij de R.P.S. op na houden, zouden ver stoken zijn van de andere bankdiensten, omdat de betreffende instellingen, die thans niet kunnen of mogen leveren. Van „verstoken zijn" is echter geen sprake; deze groep kan voor hypothecaire lenin gen, persoonlijke leningen of wat dan ook net als ieder ander bij de bestaande ban ken terecht. Onze, of zo men wil andere, banken staan er voor klaar! Het is mis leidend, deze groep als misdeelden voor te stellen en daaraan een sociaal motief voor zijn plannen te ontlenen. De werke lijkheid wijst uit, dat ook de rekening houder van de P.C.G.D. of de R.P.S. voor die financiële behoeften, waarin deze in stellingen niet voorzien, heel gemakkelijk zijn weg naar de particuliere banken kan vinden. De moderne "open huis" politiek van de banken, de „vermaatschappe lijking" van hun karakter en het al jaren aan de gang zijnde proces van „bank- minded" worden van het grote publiek, hebben gemaakt dat er wat de bankdien sten betreft geen „vergeten groepen" meer zijn. Het is een drogreden het anders voor te stellen. De hier bedoelde staatsdiensten zijn ont staan in een tijd, dat er behoefte aan was en wij willen helemaal niet ontkennen, dat zij ook nu een nuttige functie vervullen. Met name de postgirodienst is uit onze maatschappij niet meer weg te denken. Deze nuttige functie rechtvaardigt hun be staan, maar die zelfde rechtvaardigings grond mag niet gebruikt worden om door een staatsbank dezelfde diensten te laten aanbieden, die het particuliere bankwezen al in overvloed verschaft. Men hoeft er heus geen theoriën over staatsleer of poli tieke doeleinden bij te halen, om in te zien, dat het economisch en sociaal-maatschap pelijk ongewenst is als de staat zich met een eigen bedrijf gaat begeven op een terrein, dat al door particuliere organisa ties volkomen adequaat wordt bediend. Dan zal eerst recht van concurrentiever valsing gesproken kunnen worden! Wij als Rabobanken, die vanaf ons ontstaan altijd sterk de band met de „niet-zeer-rijken" ge voeld hebben en die meer dan anderen de bank dichter bij de grote massa gebracht hebben, voelen ons door deze ontwikke ling teleurgesteld. Wij achten het een mis kenning van wat er op bankgebied, zeker ook in een organisatie als de onze, op eigen initiatief en kracht in onze maat schappij tot stand gebracht is. De P.T.T. is met haar plannen inzake de gelddiensten in het openbaar getreden. We hebben daar niets op tegen. Maar laat die zelfde P.T.T., en laten degenen van wier goedkeuring de uitvoering van die plannen afhankelijk is, zich nog eens goed bezin nen op twee dingen. Allereerst op de taak en de grenzen van deze staatsbedrijven en vervolgens op de wijze waarop het par ticuliere bankbedrijf zijn functie vervult. Als dit laatste goed uitvalt - en wij twijfe len daar niet aan - dan zien wij niet hoe men in redelijkheid de grenzen voor een staatsbedrijf zó ruim kan trekken, dat daar in plaats is voor een van de staat uitgaan de P.T.T.-retailbank. NIEUWE SOLVABILITEITS RICHTLIJNEN Krachtens de huidige Wet Toezicht Krediet wezen houdt De Nederlandsche Bank toe zicht op de geregistreerde kredietinstel lingen mede in het belang van hun solva biliteit en liquiditeit. Gewoonlijk wordt via de overlegprocedure tussen De Nederland sche Bank en de representatieve organisa ties inhoud gegeven aan bedoelde ban caire normen. Thans is het zover dat de besprekingen inzake de solvabiliteitsrichtlijnen praktisch geheel zijn afgerond. De daaruit voortge komen voorschriften stellen allereerst de definities van het eigen vermogen van de verscheidene rechtspersonen op het ge bied van het bankwezen aan de orde. Voor banken met de coöperatieve verenigings structuur is daarbij nadere kwantitatieve inhoud gegeven aan de leden-aansprake lijkheid. Voor het overige bestaat bij de coöperatieve banken het eigen vermogen grotendeels uit de reserves die door winstinhoudingen zijn opgebouwd. Het es sentiële van de richtlijn is dat tegenover iedere soort van kredietverlening een be-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1973 | | pagina 4