36 de eerste bestuurders inspraak van de n.b.b. uit onze historie voordacht hetzelve te laten om daaruit eene voortdurende erkenning te zien aan het ontstaan der beweging". Na ongetwijfeld veel over en weer gepraat, namen de zes aanwezige stemgerechtig den t.w. Didam, Netterden, Berkhout, Wog- num, Angerlo en Uithoorn het voorstel tot schrapping uit art. 5 van de eis, dat de leden erkend zijn door en aangesloten bij de N.B.B., toch maar aan. Eindelijk ging nu de Vergadering over tot het kiezen van een echt Bestuur, een Raad van Toezicht en een Inspecteur: „Worden gekozen de volgende Personen, met dien verstande dat zij zich onderling zullen behooren te verdeelen als Bestuurders en als Leden van den Raad van Toezicht", wel werd mr. W. H. E. Baron van der Borch als voorzitter van het bestuur benoemd. Het lijstje van de Bestuursleden zag er zó uit: Mr. W. H. E. Baron van der Borch te Ginneken (N.H.) Notaris Jhr W. E. Bosch van Oud-Amelis- weerd te Utrecht (R.K.) Jos Hendrickx te Swalmen (R.K.) Jhr. Mr. H. Gevers te Heemskerk (N.H.) Mr. 's Jacob te Leusden (N.H.) Mr. W. J. M Westerwoudt te Amsterdam (R.K.) J. L. Pauwen te Pannerden (R.K.) B. J. van Benthem te Wognum (R.K.) De Raad van Toezicht bestond uit: Jhr. G. J. Dommer van Poldersveldt te Ubbergen (R.K.) Alphons van Rijckevorsel te Boxtel (R.K.) Jhr. E. van Aefferden te Roermond (R.K.) Het „bankgebouw" bestond uit één kamer, die notaris Bosch gratis in zijn kantoor te Utrecht (Voorstraat 65) beschikbaar stel de met als inhoud o.a. zijn kandidaat C. F. J. Brands, die als administrateur 150,- per jaar zou verdienen. Personeelsmoeilijkheden waren dus niet te verwachten. Louis van Rijckevorsel te Vught werd be noemd tot Inspecteur (een functie die sta tutair was aangewezen om naast en met bestuur, raad van toezicht en algemene vergadering de Vereniging te beheren). En dat lijkt Terugblikker een zware top voor een nog zo kleine organisatie te zijn. Echt een beetje op de groei berekend en dat gelukkig niet ten onrechte. En nu wérkelijk aan de slag! De nodige instructies voor de verschillen de beheersorganen moesten en zouden met bekwame spoed worden ontworpen. Op de Algemene Vergadering van 3 de cember 1898 vroeg de voorzitter oorlof om toe te laten de leden en het Bestuur van de Nederlandsche Boerenbond naar aan leiding van wien deze vergadering vooral werd belegd. De Boerenbond was het toch beslist niet eens met het de vorige maal genomen besluit.De oorlof wordt gegeven. Zachtzinnig beweerde de voorzitter dat niemand een scheuring bedoelde, leder een wilde toch een hechte aaneensluiting? Doch alleen de wijze waarop is in debat, want de Boerenbond wil alles Boerenbond maken en hij wilde daarentegen niemands zelfstandigheid te na komen. Dat klonk nog al goed en op zijn beurt beweerde de Bondsvoorzitter eveneens, dat ook hij niet anders dan samenwerken wilde. Mr. Kolkman uit Den Haag was en bleef het echter met de gewijzigde statuten on eens, want: „De Boerenbond is baanbreker geweest en nu schaamt men zich als het ware den Vader te erkennen en wil het Christelijk beginsel waaruit dit schoone streven is geboren geworden ter zijde schuiven om andere elementen die, trots hun langjarig bestaan, de zaak niet hebben kunnen organiseren, binnen te laten." Mr. Kolkman zei nog dat het karakter van de zaak die hem bezighield anti-socialis tisch was („Socialist" was toen een krach tig scheldwoord) en kreeg een dankje voor zijn heldere uiteenzetting van de voorzit ter, die ook al anti-socialistisch bleek te zijn. Maar, overigens, bleef de stem van mr. Kolkman die eens roependen in de woestijn. Boven: Boerenfamilie uit De Meierij Onder: ,,St. Norberti", waar de grote voor man pater Van der Eisen leefde en werkte Volgens mr. Westerwoudt overdreef mr. Kolkman wel een beetje toen hij stelde, dat De Nederlandsche Bank een bank is als iedere andere, doch bevoorrecht door een privilege van de Staat, maar wiens krediet geven niet steunde op begrippen van confessie. En nu bleek opeens, dat indertijd niet met het gehele bankbestuur van De Neder landsche Bank was onderhandeld, doch slechts met enkele leden daarvan. Dat veranderde de zaak natuurlijk wel grondig, want die enkele leden meenden dat men nationaal moest denken en handelen en niet uitsluitend confessioneel. Meer dan een mening van enkelen was dit echter niet, dus dat kon vergeten worden. Alles was dus weer pais en vree en we zullen ieder maar het zijne geven. De Vereniging erkende haar ontstaan uit de Nederlandsche Boerenbond en zou dat in de statuten opnemen. Bovendien zou voortdurend een bestuurslid van de Boe renbond zitting hebben in de Raad van Toezicht der Vereniging en ook zou de

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1973 | | pagina 38