uit onze historie 35 nog eenmaal terug naar het allereerste begin van de voor malige C.C.R.B. te utrecht. de nederlandse boerenbond y^ Opnieuw ontving Terugblikker van bevriende zijde enkele belangwekkende gegevens. Ze betreffen de eerste vergaderingen van de Coöperatieve Vereeniging van Raiffeisen- banken en Landbouwvereenigingen te Utrecht. Ongetwijfeld bezit „Eindhoven" eveneens waardevolle historische „voorwerpen" en schrifturen. Terugblikker hoopt dezulken binnenkort te gaan opsporen, maar wacht tegelijkertijd vol spanning af welke „aanbiedingen" hem worden gedaan vanuit de plaatselijke banken. Wij lezen dus de „notulen der Eerste Vergadering der Coöperatieve Vereeniging van Raiffeisenbanken en Landbouwvereenigingen" (waarschijnlijk van 1 november 1898 en ondertekend door Louis van Rijckevorsel als waarnemend secretaris en door mr. W. van der Borch als voorzitter); de notulen van 3 december 1898 (met gelijke onder tekening) en die van 24 juni 1899 (getekend G. J. Dommer van Poldersvelt voorzitter en C. F. J. Brands secretaris). Dat was, zoals bekend, in den beginne een werkelijk heet hangijzer oftewel een mie renhoop, waarop men maar niet moest gaan zitten. Toch moest het standpunt duidelijk worden bepaald teneinde de weg tot verdere ontwikkeling van het land bouwkredietwezen duidelijker te kunnen onderscheiden. Toen dan ook op 1 november 1898 door de heer Louis van Rijckevorsel verslag was uitgebracht van de werkzaamheden van het voorlopig bestuur en de leiding van de vergadering was opgedragen aan mr. Ba ron van der Borch en door hem welwillend aanvaard, hield deze een - volgens notu list misschien niet geheel welwillend als wijdlopig omschreven - rede, waarin werd uiteengezet „hoedanig de bankbeweging van Noord-Brabant is uitgegaan en door wiens ijverige en belanglooze bemoeiingen het standpunt van heden is bereikt „Wij moeten in den geest der Statuten van den Nederlandsche Boerenbond de aan eensluiting bevorderen van alle zelfstan dige boerenvereenigingen; wij moeten in ons opnemen zoowel vereenigingen van Boerenbond als landbouwclubs of maat schappijen. Wij moeten nationaal worden enz., enz." En dat standpunt, of men daarvóór of daartégen was, vormde nu precies een be langrijk knelpunt in het gezamenlijk over leg. Maar bovendien: „Eene bespreking met de Directie der Nederlandsche Bank geeft spreker de zekerheid dat zulke con stitutie en geene andere ons den steun van dat Ligchaam verzekert". Deze be wering bleek naderhand wel wat overtrok ken en niet geheel waar te zijn geweest. Dies stelde voorzitter aan het slot van zijn wijdlopige rede gevolgelijk voor, uit de eisen voor het lidmaatschap (art. 5 der statuten) de woorden te schrappenen erkend door en aangesloten bij den Ne derlandsche Boerenbond." Hij opende de bespreking hierover en dat was niet tegen doven gezegd. Enige leden repliceerden en vonden, dat de Bank ont staan is in de Boerenbond (wat niemand ooit kan tegenspreken) en dat het nu niet liggen kan in eerlijke bedoeling het kind van de Vader te scheiden. Bovendien is de steun der Nederlandsche Bank wel te waarderen, maar beslist geen levensvoorwaarde, want er kan ook met particuliere banken gewerkt worden! Er komt nog bij dat als niet-Bondsleden worden „opgenomen", men ook niets aan art. 41 der Statuten heeft, dat zegt „De Vereeniging treedt toe tot den Neder- landschen Boerenbond". Uitoefenen van stemrecht op vergaderingen van de Bond, bond. De steun der Nederlandsche Bank lijkt onontbeerlijk omdat geen enkele par ticuliere bank niet-discontabel papier zal nemen. Maar gelukkig, menen deze „andere le den", kan een bredere opvatting van art. 4 „deze Vereeniging" niet beletten zich ook éUyZy yZt-dd ylc- yéAt*-* y yy*+ éyVd) y yhypy yi~éé sétActyr /tycypd--/ é*éy/^ ypp-Ayt-^ Sy- éA-dé* éyshz? Xt-iaeAyZXy*, dy. sX*?. y.£-4- yyï yZc/é ytyy^t^ ,Zd***éé- - d^- éd&c d^AA-* /y-- -2yZ £-4* Zht-pd sZy*r y^y~. y*x */y-~ é&d?-}' yédZ^ 7~ fy-d/- y y J^y y yz r dZz*dt Ai.'/ y£d--*^y~- yty&d* /éyyy - d~ AyJ+ sZ* s. y_ zou dan onmogelijk zijn, volgens deze „eenige leden". Maar moeilijk is het en blijft het, want weer andere leden toonden aan en meenden dat de Banken, uit de Boerenbond ge boren, zich op de eerste plaats te houden hebben aan het Algemeen Reglement waar dit de aaneensluiting voorschrijft van alle zelfstandige boerenverenigingen, dus het opnemen van rechtspersonen, zelfstandig staande, zowel in als buiten de Boeren- Algemene Vergadering C.C.R.B., uit notulen van 3-12-1898 de aan te sluiten bij of toe te treden tot andere landbouwmaatschappijen. Waarmee dus huisje bij schuurtje zou blijven. Zelfs vond één lid art. 41 geheel overbodig en dat was een zeer ruim standpunt. Maar anderen stonden de mening voor „met

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1973 | | pagina 37