32 wind en water wijken voor mechanisatie tegenwind en tegenwicht van de bovenkruier, dat in de torenmolen aanwezig is, gaan vertolken in hout en riet. Hout en riet waren in westelijk Nederland reeds goed bekend als zeer bruikbaar bouwmateriaal en zo is men in de vijftien de eeuw begonnen met de bouw van forse van hout met riet gedekte molens, waar van alleen de kap met het wiekenkruis op de wind kan worden gekruid. In een later verbrandingsmotor en de elektrische ener gie was een tijdperk aangebroken, dat feitelijk het einde betekende van de perio de waarin de molen alleenheerser was geweest. Aanvankelijk beperkte de toepas sing van stoomkracht ter vervanging van windkracht zich tot enkele grote bedrijven, die over meerdere windmolens beschikten en deze door één „vuurmachine" konden Boven; Molenmakers aan het werk aan de kapconstructie van ,,De Speelman" te Rotterdam-Overschie (Z.-H.) Rechtsboven: Grondzeiler te Nieuw Wehl (Gld.) Twee wieken zijn nog uitgerust met de klassieke heklatten, de andere wieken hebben kleppen met stroomlijnneus, het zogenaamde Ten Have-systeem. Rechts: Standerdmolen te Bakel (N.-Br.) Dit oudste type windkorenmolen is nog met ca. 40 exemplaren in ons land te zien. stadium waren de bovenkruiers meestal achtkantig van vorm. Een grote toekomst was weggelegd voor dit molentype, toen men deze ging toe passen bij de bemaling van de droog makerijen als Beemster, Purmer, Scher mer, Heerhugowaard etc. De molenbouw in onze beroemde gouden eeuw kenmerkte zich als het ware door de oprichting van dit type molen, dat vooral goed bruikbaar bleek als indus triemolen. In dat geval werd de molen meestal hoger opgetrokken teneinde meer bedrijfsruimte beschikbaar te hebben en bij ontwikkeling van de bebouwing in de omgeving niet zo vlug hinder van wind- belemmering te hebben. Dit type molen kennen we ook als de stellingmolen. Met de totstandkoming van de mecha nische drijfkracht als gevolg van de uit vinding van de stoommachine en later de vervangen. Bij de polders deed zich deze ontwikkeling aanvankelijk slechts op be perkte schaal voor, doch naarmate de mechanische drijfkracht beter ging functio neren en vooral toen de verbrandingsmoto ren hun intrede deden, ging men er meer en meer toe over de molens stil te zetten waarna deze spoedig in verval geraakten. Een van de grootste molencomplexen, dat lang in stand bleef, was dat van het water schap De Schermer. Via een interessant stelsel van waterwegen bleef dit complex van 51 molens tot 1927 werken. Van het markante complex resteren thans nog 11 molens, die het eigendom zijn van een speciale voor het behoud van deze molens opgerichte stichting. Zoals dikwijls na tijden van oorlog en crisis vormde ook de episode na de eerste wereldoorlog aanleiding om vernieu wingen toe te passen. Deze industriële revolutie, die in landen rondom ons en speciaal in Engeland eerder was ingezet, begon ook in Nederland door te klinken. Het gevolg was, dat op grote schaal be gonnen werd de aloude maalwerktuigen prijs te geven en deze te vervangen door moderne machines. Dat dit gepaard zou gaan met een duidelijke verandering van karakter van het Nederlandse landschap was lang niet tot iedereen doorgedrongen. Gelukkig hebben enkele geïnteresseer den in het behoud van monumenten en landschapsschoon ingezien, dat het teloor gaan van de molens voor ons land trieste gevolgen zou hebben. Op 15 mei 1923 werd de vereniging „De Hollandsche Mo len" opgericht, die van begin af een sym pathieke weerklank vond en duidelijk werd gerespecteerd door de overheids instanties waarbij de toenmalige minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen voorop ging. Uiteraard was financiële hulp in die jaren voor dit soort zaken vrijwel ongebruikelijk, doch de basis voor verdere hulp was gelegd. Zo werden de gemeente besturen van de zijde van het ministerie benaderd met het verzoek om bij dreigen de molensloop eerst in verbinding te tre den met „De Hollandsche Molen". Merk waardig uit deze beginperiode is ook de belangstelling uit het buitenland voor het behoud van de molens voor het Nederland se landschap. Een bijzonder facet van het molenbehoud in de eerste decennia van de vereniging vormde de prijsvraag welke in 1924 werd uitgeschreven om te komen tot tech nische verbetering van het maalwerktuig zonder zijn schoonheid aan te tasten. Dit heeft o.a. geresulteerd in de ontwikkeling van een aantal wieksystemen, waardoor de molens in staat bleken beduidend meer maaluren per jaar te maken dan voorheen het geval was. De stroomlijnsystemen en de wieken met remklepsystemen zijn de bekendste toepassingen. In vele gevallen bleek het mogelijk door middel van wiek- verbetering de molen zoveel geschikter voor zijn taak te maken, dat de eigenaren, zowel particuliere molenaars als polder besturen, besloten met de molen te blijven doorwerken. Hoewel in de twintiger en dertiger jaren reeds op bescheiden schaal gewerkt werd met verlening van geldelijke bijdragen bij molenherstel, kan toch worden vastgesteld, dat de propaganda tot verbetering van de molen positieve resultaten heeft opge leverd en zeker de molens bij hon derdtallen heeft gespaard voor sloop. Ge durende de tweede wereldoorlog heeft Nederland kunnen profiteren van het toen nog aanwezige molenbestand, leder dorp maalde toen z'n eigen graan voor de meel- voorziening van de bakker en ook de vele poldermolens die soms al waren uitge-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1973 | | pagina 34