31 wind a. j. de koning zijn. Thans resteren er nog ongeveer 90 stuks over de reeds genoemde provincies verspreid, waarbij het accent valt op Zuid- Limburg. Van tijd tot tijd wordt de vraag gesteld, wie de molens heeft uitgevonden en zowel ten aanzien van de waterradmolens, als de windmolens moeten wij het antwoord schul dig blijven. In elk geval is het geen Neder- beelden van dit type molen zijn nog te zien in de Alblasserwaard, Rijnland, westelijk Utrecht en Gelderland alsmede in het Land van Heusden en Altena. Dank zij deze wip molen, welke vanouds met een scheprad als wateropvoerwerktuig was uitgerust, kon men de waterbeheersing gaan regelen en was men niet meer afhankelijk van natuur lijke lozing van het oppervlaktewater. Voor het ware de grondslag vormden voor de graanmaalderij en de polderbemaling, is er nog sprake van een geheel ander type molen, de zogenaamde torenmolen, welke in het midden van de 15e eeuw als koren molen werd gebouwd. Als men deze mo len vergelijkt met de molens van de ge bieden rond de Middellandse Zee en Por tugal dan ontdekt men veel overeenkomst landse uitvinding, hoewel de vervolmaking van deze houten machine toch wel aan ons moet worden toegeschreven. Voorts is in de loop der jaren de wind molen in een grote verscheidenheid als type en constructie ontwikkeld. Zodra men zich dan ook enige kennis omtrent dit maalwerktuig heeft eigen gemaakt is het interessant te ontdekken welke soorten molens er in ons land ook momenteel nog voorkomen. De oudste molens zijn de zo genaamde standerdmolens, welke vrijwel geheel uit eikenhout zijn opgetrokken en dienden voor het malen van graan voor menselijke en dierlijke consumptie. Voor zover kan worden nagegaan zal dit type reeds in de 12e eeuw tot ontwikkeling zijn gebracht. Thans telt ons land nog een veertigtal van deze molens, die voorname lijk staan in Noord-Brabant, Limburg en Gelderland. Op oude prenten van steden treft men de standerdmolen steeds aan op de wallen. Het verspreidingsgebied van dit type geldt geheel West-Europa. Een molen, die gelijkenis vertoont met de standerdmolen is de wipmolen, die in de eerste helft van de 15e eeuw al wordt genoemd. Deze molen diende voor de be maling van polders en werd voor het eerst in Zuid-Holland toegepast. Talrijke voor de historische ontwikkeling van het polder land is de wipmolen dan ook van beteke nis geweest. Een molen, die grote overeenkomst ver toont met de wipmolen is de Friese spinne- kop. In het vlakke Friese weideland was dit vanouds een bekende verschijning, doch de sloop van deze kleine molens zette zich ook na de tweede wereldoorlog snel voort. Momenteel bezit de provincie Friesland nog ca. 20 spinnekopmolens, vrijwel alle uitgerust met een schroef of vijzel als wateropvoerwerktuig. Van de zijde van het Provinciaal Bestuur bestaat grote belang stelling voor het behoud van deze molen tjes. Naast de bovenvermelde molens, die als Linksboven: Waterradmolen te Oploo (N.-Br.) Gelukkig bezit ons land nog een aantal dikwijls zeer fraai in het landschap ge legen waterradmolens, die vooral door hun entourage d.m.v. waterpartijen een bijzondere steer teweegbrengen. Linksonder: Poldermolen Ookmeer te Am sterdam (N.-H.) Net als de torenmolen wordt hier alleen de kap op de wind gekruid met behulp van het staartwerk en het kruirad, hetwelk op deze afbeelding goed zichtbaar is. Door toepassing van deze maalwerktuigen werden de grote droogmakerijen in de 17e eeuw tot stand gebracht. Boven: Wipwatermolen te Langerak (Z.-H.) Reeds in de 15e eeuw tot ontwikkeling gebracht in de Zuidhollandse polder gebieden, met een scheprad als water opvoerwerktuig ziet men deze heersers van het vlakke land nog steeds in vol ornaat. Het spakenwiel juist achter de brug is het zogenaamde kruirad waarmede de gehele kap met wiekenkruis op iedere windrichting kan worden gedraaid. in vorm en constructie. Nederland telt thans nog 4 torenmolens, waarmede we dan ook heel zuinig moeten omspringen. Uit studies van de laatste tijd groeit sterk het vermoeden, dat de achtkante boven kruier uit de torenmolen is ontwikkeld. Vooral toen voor de polderbemaling steeds grotere behoefte ontstond aan molens met behoorlijke capaciteit is men het principe

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1973 | | pagina 33