28 investeringen in stierenmesterij omdat ons land geen echte vleesrassen kent, tot dusver van weinig betekenis geweest. Op beperkte schaal werden wel stieren en ossen gemest. De eerste vorm bracht van wege de vele weidegang nogal bezwaren met zich mede en de ossenmesterij is in omvang afgenomen vanwege de vermin derde rentabiliteit, veroorzaakt door de geringe groeisnelheid van de dieren. De laatste tijd is de belangstelling voor het mesten van stieren tot op een leeftijd van 14-18 maanden met een geslacht gewicht van 280-320 kg groter geworden. Niet alleen de verbeterde rundvleesprijzen, maar ook door technologische verbeterin gen in het mesten is de rentabiliteit van het mesten van jonge vleesstieren belang rijk verbeterd. Door naast veel krachtvoer in belangrijke mate hoogwaardig ruwvoer, zoals snijmaïs te verstrekken met weinig of geen weidegang kon de groeisnelheid van de dieren worden bevorderd en daar door de mestperiode worden bekort. Het mesten van jonge stieren zou aantrekke lijk kunnen zijn op akkerbouwbedrijven die daardoor beschikbare arbeid, welke is vrijgekomen door verdergaande mechani- AFLEVERINGSJAREN Prijs per kg ges.gew. Aankooppr. kalf in gld. Arbeidsink. per stier in gld. Bron: LEI voorlopig 1967 1968 1969 1970 1971 1972* 4,19 4,46 210 189 - 25 138 5,12 249 270 4,92 297 169 5,18 6,20 358 360 103 417 sering, kunnen benutten en voorts omdat deze bedrijven door verbouw van snijmaïs zelf in belangrijke mate het benodigde ruwvoer kunnen winnen. In het voorgaande staatje zijn de resul taten weergegeven van LEI-studiebedrijven waar stieren werden gemest tot op een leeftijd van circa 16 maanden. Ook hier is het resultaat voor een groot deel afhankelijk van de aankoopprijs van het kalf en de rundvleesprijs. Zo zijn de resultaten van de in 1972 afgeleverde stieren gunstig beïnvloed door de inmid dels sterk gestegen rundvleesprijzen, ter wijl deze stieren werden aangekocht in een tijd dat de kalverprijzen nog belang rijk lager waren dan thans. Het is dan ook te verwachten dat de resultaten van de stieren die het afgelopen jaar zijn opgezet wat geringer zullen zijn. Bij stierenmesterijbedrijven van enige omvang denkt men tegenwoordig al gauw aan een aantal van 100 af te leveren stieren per jaar. Dat de investeringen welke gepaard gaan met de opzet van een stierenmesterij hoog zijn is duidelijk. Voor de bouw van een nieuwe stal, de inrichtingskosten en benodigde werktuigen moet men rekenen op een investering van 1.000,- per jaar lijks af te leveren stier. Door het bouwen van een stal in een bestaand gebouw of met veel eigen arbeid kan soms belangrijk op de investering worden bespaard. Voor de vermogensbehoefte van de op te zet ten stieren is het van belang te weten of men de stiertjes alle tegelijkertijd koopt omstreeks februari en aflevert omstreeks juni van het daaropvolgende jaar of dat van gespreide opzet sprake is, bijvoorbeeld om de 4 maanden een aantal jonge stier tjes koopt en een even groot deel, dat slachtrijp is, afzet. Bij de eerste manier van opzet profiteert men van de lagere kalverprijzen, bij de laatste manier kan de investering in gebouwen lager zijn, door dat de stal steeds vollediger kan zijn bezet. Bij gelijktijdige opzet kan per stier voor aankoop kalf, voerkosten en overige te betalen kosten tot het einde van de mestperiode een bedrag oplopend tot on geveer 1.500 nodig zijn. Gedurende de maanden februari tot juni zal men ook moeten investeren in een nieuwe lichting stiertjes. Hiervoor zal men gedurende de eerste vier maanden circa 650 per stierkalf nodig hebben. De top van de vermogensbehoefte, welke dan op ongeveer ƒ3.150,- per jaarlijks af te leve ren stier komt valt dan kort voor verkoop van de eerste groep stieren. Na deze verkoop zal de vermogensbehoefte tot cir ca de helft teruglopen en daarna geduren de een jaar geleidelijk stijgen. Bij gesprei de opzet van de stieren zal de top lager kunnen zijn en de vermogensbehoefte bin nen nauwere grenzen variëren. Wanneer men het ruwvoer hoofdzakelijk zelf ver-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1973 | | pagina 30