13 via de E.G. om ook actief aan de distributie mee te doen werd slechts na zeer lang aarzelen gehoor gegeven. Degenen die op het Ministerie van Buitenlandse Zaken over dit soort zaken beslissen, koesteren sinds jaar en dag wantrouwen tegenover voedselhulp en tegenover de asso- ciatiepolitiek van de E.G. Voedselhulp brengt, volgens dit departement, de economische ontwikkeling van een land vaak niet werkelijk op gang en dient eigenlijk meer de afzet van overschotten van het Westen. Het bezwaar tegen de associatiepolitiek van de E.G. is dat de Gemeenschap discrimineert tussen de ontwikkelingslanden door met de vroegere in hoofdzaak Franse koloniën speciale banden aan te gaan. Zo wordt, aldus meent men, een mondiale benadering van het probleem van de Derde Wereld in gevaar gebracht. Deze houding heeft er belangrijk toe bij gedragen dat ons land zo lang wachtte voordat het ene Fokker-vliegtuig naar Afrika werd overgevlogen waar mede, naar is te hopen, een grotere daadwerkelijke Neder landse hulpverlening op gang is gekomen. De aarzelende houding tegenover voedselhulp in de E.G. in ons land uit zich natuurlijk niet alleen bij het beschikbaar stellen van vliegtuigen. Het is be kend dat de V.S. sinds de laatste wereldoorlog enorme hoeveelheden voedsel als hulp hebben verstrekt maar dat deze hulp geleidelijk aan is verminderd. Het ge volg is dat particuliere organisaties zoals Caritas en de Wereldraad van Kerken zich tot de andere machtig lijken de economische macht wenden, nl. tot de E.G. Nu is de politieke wil van de lid-staten van de Gemeenschap om tot meer bevoegdheden van de E.G. te komen (alle top conferenties ten spijt) niet erg groot en er zijn overleg organen genoeg in de E.G. om als excuus te dienen voor een langdurige behandeling van een dergelijk verzoek. Ons land doet op het ogenblik aan deze vertraging mee, met als gevolg dat een belangrijk deel van de kanalen waarlangs voedsel via particuliere organisaties naar ont wikkelingslanden vloeit, droog komen te staan. De heer Boerma, de directeur-generaal van de F A.O., heeft bij de opening van het plantenveredelingsbedrijf van Cebeco in de Flevo-polder gezegd, dat één minder goede oogst fatale gevolgen heeft voor grote delen van de wereld en dat daartegen middelen moeten worden gevonden. Verhoging van de produktie in de ontwikkelingslanden is nodig, maar dat is een langzaam proces, want ook de revo lutionaire technische ontwikkelingen hebben in de land bouw veel tijd nodig, voordat zij op ruime schaal kunnen worden toegepast. Daarom is het nu nodig dat wat er aan voedsel is, zo rechtvaardig mogelijk wordt verdeeld. Daar voor zal de eerstkomende tijd op continue basis voedsel hulp nodig zijn. Na een zonnige wandeling door de kruidige wijngaarden van de Moezel streken we neer in het vriendelijke stadje Enkirch. De aardige veerman, die ons overzette, gaf ons de droeve tijding dat het nog te vroeg was voor een be zoek aan de plaatselijke Ratskeller. Om ons te troosten voer hij een eindje om alvorens ons weer aan land te zet ten. In een nauw straatje vonden we gelukkig een waardig ver vanger voor de kelder in de vorm van een donker, koel en bruin café. Het heette Zur Traube, maar de waard - die men z'n beroep aan alle kanten afzag - tapte ook een goed glas bier. Na de eerste dorst te hebben gelest keken we rond onder de lage balken zoldering. Mijn vrouw bewonderde de fraaie wijnglazen, het gezelschap de prachtige oude bier- pomp en het drinkvermogen van enkele oudere gasten, ik zelf stond na enkele ogenblikken tegenover een vreemd kastje aan de muur, waarop met onbekwame hand ge schilderd stond: Raiffeisenkasse Enkirch. Het aloude kas- siershart begon te bonken en ik onderwierp het kastje aan een nader onderzoek. Veertig vakjes met gleufjes erin en namen eronder. Niet onbekend die kastjes, want vroeger zag je ze bij ons wel in het dorp in de café's, waar ze bestemd waren voor de reispot of zo. Maar hier was iets vreemds en mijn nieuwsgierigheid naar buitenissige spaarvormen - trouwe lezers welbekend - werd geprikkeld. Ik vroeg de waard om uitleg en kreeg het, hartelijk en uitvoerig. Onder het tappen van een goed glas vertelde hij me, dat het kastje behoorde aan de vaste klanten van zijn etablissement. Zij gooiden er bij elk bezoek wat geld in. Soms een paar losse munten en ook wel, als ze in die welbekende zwierige stemming waren, wat meer. Daarvan hadden ze dan de volgende avond wel eens spijt als ze veel dorst en weinig contanten hadden. Maar de wet was streng op dat punt en nooit mocht er wat uit het kastje worden gehaald. Dat deed een keer per maand de kassier van de Raiffeisenbank. De bedragen van de verschillende vakjes werden netjes apart genoteerd, maar het totaal bedrag op één spaarrekening gestort. Een week vóór Kerstmis wordt het gehele bedrag naar Zur Traube gebracht en aan de stamgasten uitgekeerd, die er traditiegetrouw hun Weihnachtsgeschenken voor kopen. Dat was een plechtige gebeurtenis op zo'n avond, want er waren maar weinigen die bij benadering wisten hoeveel ze hadden gespaard. Ook dat bleef het gehele jaar een mooi bewaard geheim. Er was dus droefenis en vreugde op zo'n avond. Nog één vraag had ik op mijn lippen, want ook in Enkirch is men wel rentebewust. De waard raadde wat me nog dwars zat en vervolgde zijn verhaal: Die Zinsen? Aber ja, natürlichdaarvan dronken ze die avond een ferm glas, zodat veel gespaard of weinig gegaard toch iedereen in een goede stemming huiswaarts keerde. Cas Sier

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1973 | | pagina 15