een gesprek met de Vereniging van Direc
teuren, een hernieuwd overleg met specia
listen van de Centrale Bank, een bespre
king met het kringbestuur.
Indien in zeer uitzonderlijke gevallen de
betrokkene ook dan nog niet geheel te
vreden mocht zijn gesteld, zou hij wellicht
de behoefte kunnen gevoelen om ten slotte
te rade te gaan bij een commissie van
goede diensten, een commissie van wijze
mannen.
Welnu, conform een aankondiging, die
hieromtrent reeds vorig jaar in dit blad is
gedaan, is onlangs deze Commissie van
Vertrouwenslieden, destijds „ombudsman"
genoemd, geïnstalleerd. Aldus is voorzien
in een mogelijkheid van beroep op een
Commissie, indien alle andere voorstellen
en maatregelen hebben gefaald.
Aan de zorgvuldige, objectieve en scherp
zinnige benadering van aan de leden van
deze Commissie voorgelegde problemen,
zal wel niemand twijfelen, nadat onlangs
de samenstelling van de Commissie per
circulaire is medegedeeld.
Uit overwegingen van praktische aard
verdienen bepaalde aspecten van de werk
procedure nog te worden vermeld.
Het ligt niet op het terrein van de leiding
van de bank noch is het een taak voor
functionarissen van de Centrale Bank om
probleemsituaties bij de Commissie aan de
orde te stellen. Een beroep op de Commis
sie zal door de betrokkene zelf, uiteraard
met redenen omkleed, dienen te worden
gedaan. Daartoe kan hij zich wenden tot
het Hoofd Personeelsaangelegenheden
Aangesloten Banken (hoofdkantoor Eind
hoven), die als secretaris van de Commis
sie optreedt.
Het beraad binnen de commissie resulteert
in een advies. De aard van dit advies zal
van geval tot geval kunnen verschillen.
Hetzelfde geldt voor de mate waarin
eventuele aanvullende maatregelen zullen
worden geadviseerd.
Met de installatie van de Commissie is de
laatste schakel bevestigd aan de keten
van mogelijkheden om een alleszins ver
antwoorde individuele begeleiding en advi
sering van directeuren, onderdirecteuren
en hogere functionarissen, die menen in
probleemsituaties te zijn geraakt door
voorgenomen fusies, te garanderen.
MR. T. BROUWER:
MINISTER VAN LANDBOUW
EN VISSERIJ
De benoeming van mr. Brouwer op de
post landbouw en visserij in het nieu
we kabinet Den Uyl heeft ook voor de
Centrale Bank een onmiddellijk gevolg
gehad. De heer Brouwer was immers
bij zijn benoeming lid en secretaris
van de Raad van Toezicht van de
Centrale Bank en voor deze functie
heeft hij na de aanvaarding van zijn
ministerschap om begrijpelijke rede
nen bedankt. Opmerkelijk is, dat mr.
Brouwer in dit opzicht in de voetstap
pen treedt van zijn onmiddellijke voor
ganger van het departement, want ook
de heren Lardinois en Biesheuvel
maakten indertijd deel uit van de Raad
van Toezicht, respectievelijk het be
stuur van de toenmalige Eindhovense
respectievelijk Utrechtse Centrale
Bank.
Zelf afkomstig uit een boerenfamilie te
De Steeg (gem. Rheden) heeft de heer
Brouwer, na een aanvankelijke carriè
re als gemeente-ambtenaar in Huissen
(Gld.) laatstelijk als waarnemend ge
meentesecretaris aldaar, meer dan
twintig jaar onze landbouw op tal van
verantwoordelijke posten gediend. Hij
werd namelijk in 1951 benoemd tot
algemeen secretaris van de Katholieke
Nederlandse Boeren- en Tuindersbond.
Vele functies heeft de heer Brouwer
vervolgens bekleed in politiek en
maatschappij. Van deze laatste noemen
wij slechts zijn plaatsvervangend lid
maatschap van het Bestuur en het
Dagelijks Bestuur van het Landbouw
schap, zijn voorzitterschap sinds 1965
van de L.T.B. en het secretaris zijn
van het Coöperatie Instituut van de
K.N.B.T.B.
De heer Brouwer is dus een man, die
de problemen van de boeren en tuin
ders van zeer nabij kent. Een man, die
ook bekend is met onze agrarische
coöperatieve wereld en die jarenlang
insider is geweest van onze eigen coö
peratieve bankorganisatie.
Op deze plaats danken wij hem voor
alles wat hij in het verleden voor onze
Centrale Bank en organisatie heeft
gedaan.
Onze beste wensen vergezellen de
nieuwe bewindsman bij het verrichten
van de hoge taak, die hij op zijn
schouders heeft willen nemen.