45
Of men moet op familieleden of een
bedrijfsverzorgingsdienst kunnen terug
vallen.
Voor een jonge ondernemer in de agra
rische sector, die een eigen bedrijf wil
beginnen is de nodige durf, doorzettings
vermogen en opoffering nodig. Hij weet
dat hij hard moet werken (met weinig
vrije tijd) om een inkomen te halen dat
enigszins vergelijkbaar is met een gelijk
waardige functie.
Kijken we om ons heen dan zien we dat
vele oudere ondernemers geen opvolger
hebben. Dit is niet alleen zo in Gelderland.
Ook in Drenthe en Overijssel zijn erg
veel bedrijven waar geen opvolger aanwe
zig is. Velen zullen zeggen dat dit past in
de zo noodzakelijke schaalvergroting in de
landbouw. Toch zijn er ook die dit met
mij betreuren. De schaalvergroting zou in
de komende jaren wel eens een ander
accent kunnen krijgen. Er zijn al dorpen
waar op de tien agrarische ondernemers
er nog één is (of soms nog minder) die een
opvolger heeft.
Daarom kan het nodig zijn dat het Borg
stellingsfonds voor de Landbouw, c.q. de
overheid zijn normen gaat wijzigen. Mijns
inziens duurt het niet zo lang meer, voor
dat er gebrek is aan jonge vakkundige
mensen die een eigen boerenbedrijf willen
beginnen.
Daarom sta ik persoonlijk op het stand
punt, dat iedere jonge boer of agrarisch
ondernemer in principe in aanmerking
moet komen voor een garantie van het
Borgstellingsfonds, als hij voor zichzelf
wil beginnen.
Extreme gevallen, zoals onvoldoende ken
nis en vakmanschap of per se niet op te
brengen lasten, zullen er altijd blijven, en
deze kunnen ook dan niet gehonoreerd
worden. Evenals de gevallen waarbij de
ondernemer zijn hoofdberoep buiten de
landbouw heeft. Nog beter zou het zijn om
bij bedrijfsopvolging een rentesubsidie in
het vooruitzicht te stellen.
Jonge vakkundige agrarische ondernemers
die met een klein bedrijf beginnen, krij
gen in latere jaren zeker de mogelijkheid
om hun bedrijf uit te breiden. Vooral dit
laatste wordt nogal eens niet onderkend.
Het komt nogal eens voor dat een Rabo
bank (soms ook andere banken) de finan
ciering rond krijgt op door familieleden
gestelde zekerheden, terwijl het in feite
posten voor een garantie van het Borg
stellingsfonds zijn.
Het Borgstellingsfonds en met het Fonds
ook de overheid zal de normen moeten
wijzigen om er in de toekomst zeker van
te zijn, dat er agrarische ondernemers
blijven. Over 15 of 20 jaar zullen velen er
dankbaar voor zijn.
Het is van belang dat collega's, bestuur
ders van banken en ook de georganiseerde
landbouw het bovenstaande eens overden
ken. Voor het voortbestaan van de boe
renstand kan het van levensbelang zijn.
De reacties zouden kunnen uitmonden in
een discussie, die belangrijk is voor een
gezonde bedrijfsopvolging of overname in
de agrarische sector.
R. E. Smid,
directeur Rabobank „Doornspijk"
verzadigd en de groeimogelijkheden zijn
beperkt. Vooral is dit van toepassing voor
Nederland, dat voor de afzet en de prijs-
raming van praktisch alle agrarische sec
toren afhankelijk is van het buitenland. Bij
het nemen van maatregelen ten behoeve
van de jonge boeren dient met dit aspect
ten zeerste rekening te worden gehouden.
Dat de jonge, agrarische ondernemer
doorzettingsvermogen heeft en tot opoffe
ring bereid is, is een onmisbaar feit. Dat
vormt een belangrijk onderdeel van de
agrarische mentaliteit en is van grote im
portantie bij de kredietbeoordeling en kre
dietverlening.
Maar dat impliceert niet, dat dit de enige
factoren zijn om tot een verantwoorde
bedrijfsexploitatie te komen. Hiervoor zijn
meer factoren van belang en de jonge
boer is er weinig mee gebaat als de
genoemde factoren slechts leiden tot een
weinig positief financieel resultaat. Daar
bij wordt de agrarische sector gekenmerkt
door een weinig constante prijs. Externe
factoren, welke niet of nauwelijks zijn te
voorzien, zijn hierop van grote invloed.
Indien dit leidt tot goede prijzen zullen
zich weinig of geen problemen voordoen,
maar bij slechte prijzen zal het noodzake
lijk zijn over een buffer te beschikken om
de minder gunstige tijd te kunnen over
bruggen. Belangrijk daarbij is het eigen
vermogen en juist dit is veelal de „min
post" bij de jonge ondernemer.
De redactie heeft commentaar gevraagd
en gekregen van de heer B. Varekamp, die
deskundige is op dit gebied en aan de
Centrale Bank verbonden is:
De financiering van de beginnende jonge
boer en tuinder is een materie, die de
voortdurende belangstelling heeft van de
georganiseerde land- en tuinbouw, het
Ministerie van Landbouw en Visserij en
niet minder van onze eigen organisatie.
Dit heeft onder meer geresulteerd in finan
cieringsregelingen, die specifiek op deze
categorie aanvragers zijn afgestemd, het
ontstaan van de Grondbank e.d.
Dat dit nog niet heeft geresulteerd in een
voor alle instanties aanvaardbare oplos
sing is duidelijk. Het Landbouwschap
heeft onlangs nader aandacht besteed aan
deze problematiek en heeft thans in on
derzoek of het mogelijk is te komen tot
een nadere studie hieromtrent. Hoe ge
compliceerd deze materie is, heeft de
briefschrijver duidelijk aangetoond.
Hij noemt daarbij onder meer het pro
bleem van de bedrijfsopvolging. Met hem
zijn wij van oordeel, dat er tegen ge
waakt moet worden, dat dit een knel
lend probleem gaat worden. Anderzijds
moet echter worden voorkomen, dat jonge
boeren of tuinders een bedrijf gaan voe
ren, waarvoor geen of onvoldoende per
spectief aanwezig is. En juist in de agrari
sche sector is een zekere mate van voor
zichtigheid hieromtrent geboden. In deze
sector is voor een verdere, verantwoorde
uitbreiding van de produktie niet veel
I ruimte. De markt is verzadigd of bijna
Bij de beoordeling van dit eigen vermogen
vormen de familieleningen een belangrijk
onderdeel. De condities van deze financie
ringen zijn over het algemeen zeer gun
stig, terwijl hierin veelal een stuk toe
komstig eigen vermogen aanwezig is. Af
hankelijk van de voorwaarden en dergelij
ke worden deze leningen bij de financie
ring veelal gerekend tot het aansprakelijk
eigen vermogen. Dit in tegenstelling tot de
financiering onder garantie van het Borg
stellingsfonds. De condities van deze
leningen zijn gelijk aan de voorwaarden
van de bank. Het Fonds betrekt bij haar
beoordeling evenzeer het eigen vermogen
en de toekomstige positie van de onderne
mer en zijn bedrijf. Indien mocht blijken,
dat het bedrijf voor de toekomst geen of
weinig perspectief biedt, dan zal het -
mede in het belang van de ondernemer -
afwijzend staan tegenover de gevraagde
borgtocht. Niet bepalend is daarbij de be
drijfsomvang in ha. of de arbeidsbezetting,
maar de bedrijfseenheid. Daarbij gebruikt
het de standaardbedrijfseenheden (S.B.E.).
Een criterium, dat in vele gevallen zeer
juist kan worden gehanteerd.
Op de hierboven gestelde wijze trachten
wij allen, die betrokken zijn bij de jonge
agrarische ondernemer, tot een oplossing
te geraken, die zoveel mogelijk in het be
lang van deze ondernemer is. Voortdurend
vindt een aanpassing plaats aan de gewij
zigde omstandigheden, waarbij het echter
niet te voorkomen is, dat niet in ieder ge
val tot die oplossing wordt gekomen, welke
de jonge agrarische ondernemer als meest
wenselijk beschouwt.
B. Varekamp