vanaf de tribune 44 financieel overzicht het dient zorg te dragen voor het bevorderen van de goede werking van het systeem van geleidelijke vernauwing, van de fluctuatiemarge tussen de communautaire valuta's; de interventies in communautaire valuta's op de wissel markten; verrekeningen tussen Centrale Banken met het oog op een gecoördineerd reservebeleid. In de bijlage staat vermeld, dat het fonds bestuurd en beheerd wordt door een Raad van Bestuur, waarin de presidenten van de Centrale Banken van de Lid-Staten zitting hebben. Ook een vertegenwoordiger van de Luxemburgse monetaire autoriteiten heeft zitting in de Raad van Bestuur, terwijl tevens een lid van de Europese Commissie deelneemt aan de beraadslagingen van de Raad van Bestuur. De technische taken betreffende de uitvoering van de verrichtingen van het fonds, kunnen door de Raad van Bestuur aan een agent opgedragen worden. Krachtens artikel 3 dient het fonds zich op korte termijn bezig te houden met het multilateraal maken van de saldi, die voortvloeien uit de interventies van de Centrale Banken in valuta's van de Lid-Staten. Hoe een dergelijk systeem in de praktijk zal verlopen, is thans nog niet bekend. Vermoedelijk zal het inhouden, dat iedere Centrale Bank een rekening in rekeneenheden bij het fonds zal gaan aanhouden. Steunt nu land A een zwakke valuta van land B, dan stort land A die zwakke valuta op een rekening bij het fonds en krijgt hiervoor rekeneenheden - 1 eenheid is 0,88867088 gram fijn goud - op zijn rekening gecrediteerd. Land B moet bij het fonds zijn valuta tegen rekeneenheden terugkopen. Maar dit houdt wel in, dat de Lid-staten over rekeneenheden moeten beschikken, oftewel dat zij een deel van hun reserves aan internationale liquiditeiten in een gemeenschappelijke re serve moeten stoppen. Binnen afzienbare tijd zal dan ook een gemeenschappelijke oplossing gevonden moeten wor den voor de wijze, waarop en de mate waarin de reserves van de Lid-Staten samengevoegd zullen worden. De heer Smid snijdt in onderstaand stuk een moeilijk onderwerp aan, dat heel wat oude en jonge boeren en tuinders tegen woordig bezighoudt. Het probleem van de jonge boer en tuinder Reeds vele jaren vervult het Borgstel lingsfonds voor de Landbouw een nuttige functie bij de voorschot- en kredietverle ning aan de agrarische sector. Veelvuldig is en wordt er een beroep gedaan op een garantie van dit Fonds, Als de bestaande zekerheden niet toereikend zijn. In de komende jaren is er ongetwijfeld ook nog veel nuttig werk door het Borg stellingsfonds te verrichten. De laatste tijd is het - volgens mijn ervaring - iets moeilijker om een garan tie bij het Fonds los te krijgen. Vooral op de Veluwe, een zandgebied met overwe gend „kleinere" bedrijven, geeft dat nog wel eens problemen. Te meer als het om bedrijfsopvolging gaat. Het Borgstellingsfonds geeft als motief van afwijzing dat de bedrijven te klein zijn, niet meer passen in deze tijd of onvol- doende rendabel zijn. Een „kleiner" bedrijf behoeft in principe geen lager rendement op te leveren dan een „groot" bedrijf, waar met vreemde arbeidskrachten(en) wordt gewerkt. Het ar beidsinkomen van de ondernemer op het „kleiner" bedrijf kan zelfs hoger uitko men. Wel is het zo, dat het „kleinere" bedrijf veelal kwetsbaarder is, doordat de moge lijkheid van vervanging van de onderne mer (door ziekte of i.d.) niet aanwezig is.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1973 | | pagina 46