omstandigheden veranderen,
taak blijft dezelfde
37
weer in de marsroute komt.
Als het over planning gaat, dan is het duidelijk dat in dat
kader de analyse en planning van de financieringsbehoef
te ook een belangrijk element is.
Zijn er kenmerkende verschillen tussen de financiële
structuur van een coöperatieve onderneming en die van
bijvoorbeeld een naamloze vennootschap?
Ja, die zijn er heel duidelijk. Zonder naar volledigheid te
streven, zou ik u willen wijzen op een tweetal componen
ten. In de eerste plaats treft u in de balans van een
naamloze vennootschap een meer of minder omvangrijk
geplaatst en volgestort aandelenkapitaal aan. Onder meer
vervult dat aandelenkapitaal een financieringsfunctie in de
onderneming: het is bovendien risicodragend vermogen.
Bij een coöperatieve onderneming echter komt als regel
- er zijn enkele uitzonderingen - geen omvangrijk en als
zodanig dus ook een financieringsfunctie vervullend aan
delenkapitaal voor.
Bij de naamloze vennootschap is gewoonlijk een reserve
uit ingehouden winst gevormd, welke in een groot aantal
gevallen een veelvoud is van het hiervoor bedoelde
aandelenkapitaal.
In een groot aantal gevallen is de uit winstinhouding
opgebouwde reserve in de balans van een coöperatieve
opgericht de uitkering aan de leden voor geleverde
produkten zo hoog mogelijk te doen zijn c.q. de afname
van de benodigdheden/diensten tegen een zo voordelig
mogelijke prijs te doen geschieden.
Voor de coöperatieve onderneming betekent een en ander,
dat in belangrijke mate voor de financiering een beroep
moet worden gedaan op vreemde middelen. Dat betekent
uiteraard ook voor de exploitatierekening van de coöpera
tieve onderneming een aanzienlijke rentelast. De terugbe
talingsverplichting leidt tot een liquiditeitsverkrapping. De
ze gevolgen van financiering met vreemd vermogen zijn
heel anders dan de gevolgen die voortvloeien uit financie
ring met eigen vermogen.
Immers daarvoor bestaat geen terugbetalingsverplichting
en er wordt alleen maar dividend uitgekeerd als er
voldoende winst gemaakt is.
Het wil mij voorkomen, dat in samenhang met het hiervoor
geschetste financieringsbeleid de tendens aanwezig is in
een coöperatieve onderneming minder omvangrijke liquidi
teiten aan te houden dan een in een andere rechtsvorm
gedreven onderneming. Dit kan er gemakkelijk toe leiden,
dat de financiering onder spanning komt te staan.
Ongetwijfeld zal op deze situatie van invloed zijn geweest,
dat coöperaties er min of meer van uitgaan, dat de
financierende bank op elk gewenst moment aan een
opkomende financieringsbehoefte zal voldoen. In de prak-
onderneming van geringere omvang dan bij een naamloze
vennootschap. Wel moet hier nadrukkelijk bij worden
aangetekend, dat het in het voorgaande uiteraard gaat om
het in de onderneming aanwezige eigen, dus risicodragen
de vermogen (aandelenkapitaal reserves).
Bij een coöperatieve onderneming moet dan echter in het
kader van de solvabiliteitsbepaling wel rekening gehouden
worden met de door de leden aanvaarde statutaire
aansprakelijkheid.
Het balansbeeld weerspiegelt een verschil in beleid. De
100 grootste naamloze vennootschappen in ons land
hadden in 1971 een gezamenlijke winst na belastingen van
ca. ƒ5,1 miljard. Van dat bedrag werd 2,5 miljard in het
bedrijf gehouden en 2,6 miljard uitgekeerd. Daarentegen
werd in datzelfde jaar door een tiental grote coöperaties
gemiddeld slechts 1,5 miljoen winst in het bedrijf gehou
den, terwijl de gemiddelde omzet van deze coöperaties
518 miljoen beliep.
Bij de coöperatieve ondernemingen is het beleid er meer
tijk wordt er dan ook steeds voor gepleit zowel de
posities van het eigen vermogen en de liquiditeit te
verbeteren.
U heeft het zojuist gehad over de omstandigheid, dat de
coöperatieve onderneming in belangrijke mate met vreemd
vermogen wordt gefinancierd, In het rapport van de
Commissie Struktuur Grote Landbouwkoöperaties zijn on
der meer aanbevelingen gedaan om de financiële structuur
van de coöperatieve onderneming te verbeteren. Wat zijn
uw verwachtingen daarvan?
Op het ogenblik is daarvan nog niet zo heel veel te
vertellen. Het rapport is pas enkele maanden geleden aan
de openbaarheid prijsgegeven, zodat het nog te vroeg is
daarvan nu al vele praktische resultaten te signaleren. In
een enkel geval - ik denk aan de C.M.C. - is men echter
al heel ver met een eigen uitwerking. Wel kan geconsta
teerd worden, dat het rapport er onmiskenbaar toe heeft