24 algemene vergadering Want uw oprichting, Centrale Bank, luid de het begin in van het georganiseerd coöperatief bankwezen. Als tweeling gebo ren in 1898 kwamen met uw geboorte tegelijk onze tweeling-organisaties tot stand. En omdat, o wonderlijke speling der natuur, die tweelingen zo zeer eeneiig bleken te zijn dat zij na 75 jaar weer tot één Centrale Bank en één organisatie zijn ineen gegroeid, hebben we thans alle vroegere juridische en andere scheidslij nen uitgevlakt en we zien vanaf 1898 slechts één lijn lopen naar het heden. De lijn van het georganiseerde coöperatieve bankwezen, van Centrale Bank en van ons, aangesloten banken samen! Ik wil het nog anders zeggen: Centrale Bank, u bent al die jaren ons middelpunt geweest, u was het brandpunt, waarin de stralen van al die leden-banken gebun deld samen kwamen. De bundeling was de uwe, de stralen waren echter de onze. Helder staat daarom vandaag in het licht: uw jubileum is ook het onze! Want wij boerenleenbanken, raiffeisenbanken, alle maal rabobanken, zien in u belichaamd ons eigen organisatorisch verband. Een verband, dat we niet meer weg kunnen denken: wij zouden ons zelf niet meer zijn. Maar een verband, waar we met blijdschap het 75-jarig bestaan van her denken. Mijnheer de voorzitter! Die mooie gedach te aan de Centrale Bank leeft ten diepste bij ons allemaal. Zij is de essentie van het paradoxale feit, dat wij leden-banken te gelijk samen onze organisatie zijn, maar toch daarvoor die Centrale Bank nodig hebben. We hebben driekwart eeuw niet zonder Centrale Bank gekund en kunnen dat ook in de toekomst niet. Daarom - het móg en moét nu uitdrukkelijk gezegd worden - spreek ik namens al uw leden- banken de dank uit voor alles wat u, Centrale Bank, in al die jaren voor ons heeft gedaan en heeft betekend. Aanvaard die dank, niet als een frase, maar als de uiting van onze diepe dankbaarheid, dat wij samen in georganiseerd verband zó tot groei en bloei zijn kunnen komen. De Centrale BankBij dat woord vermenigvuldigen zich onze gedachten. Kon ik ook maar een zeer gering deel oproepen van wat bij ons, aangesloten banken, leeft of ooit geleefd heeft aan gedachten, lust- en onlustgevoelens ten aanzien van de Centrale Bank, wat zou dat een caleidoscopisch beeld geven van een 75-jarig samenleven. Schoon om te zien in zijn totaliteit, maar dan toch ook een schoonheid, die als alle andere in zijn onderdelen is opgebouwd uit schakerin gen. Lichte en donkere tinten zijn in de herinnering van ieder onzer door elkaar gemengd en dat Rembrandtieke clair- obscur vloeit toch jaar voor jaar telkens voor het oog en het hart weer ineen tot de schilderachtige eenheid van ons georgani seerd verband. Wie dit goed beseft, staat er over verwon derd. Die vele banken, met hun vele, veelsoortige mensen, overal over ons land verspreid, zij vallen toch allemaal binnen de cirkel van de ene Centrale Bank! Maar in die cirkel hebben we allemaal onze eigen mening over de Centrale Bank, nu eens deze, dan weer die; dat wisselt als een kameleon van kleur, al naar gelang de aard van onze laatste ervaringen met die Centrale Bank. Wie zal ontkennen, dat het in zijn dagelijkse praktijk anders is? Wie heeft niet ooit de Centrale Bank verwenst om zijn bemoeizucht en bedillerigheid. Wie heeft nooit gesnakt naar een toestem ming, naar een dispensatie en ze niet gekregen? Wie onzer is nooit benauwd geweest als de liquiditeitsgrenzen op hem afkwamen, als de rente-adviezen nou net in óns verkeerde keelgat schoten? Wij hebben de Centrale Bank belegerd met het geschut van onze autonomie, wij heb ben aan de koorden van ons organisato risch verband gerukt en getrokken, de Centrale Bank is ons aller wrijfpaal ge weest, we hebben ons altijd op onze democratische inspraak laten voorstaan. Ik mag dat, mijnheer de voorzitter, met uw verlof toch wel even noemen; want wij weten allen: zó was het toch ook wel eens een keer. Ik zeg niet of dat terecht of ten onrechte was. Dat doet er nu niet toe; alleen, dat alles hoort er ook bij. Het verband is echter niet verbroken, de koor den, hoe strak we ze soms ook getrokken of gevoeld hebben - terecht of ten on rechte wederom in het midden gelaten - wij hebben ze niet laten knappen! Ons georganiseerd verband is 75 jaar lang overeind gebleven, geschraagd door al die koorden, die nu eens gevierd dan weer aangespannen het bouwsel zijn vaste, hechte constructie geven. Centrale Bank en aangesloten banken, ze zitten aan el kaar vast, de één is de ander ingebakken. Dat haa' je niet meer uit elkaar, dat is geknipt om samen onze jubileumdag te vieren! En toch, geachte vergadering, gaan we ons vandaag nog even tegenover de Centrale Bank opstellen. Dat is nodig, omdat we haar als gezamenlijke aangesloten banken een geschenk willen aanbieden, een ge schenk met een bestemming. Velen uwer weten reeds, dat onze com missie zich over die bestemming ernstig heeft beraden. Uit vele keuzemogelijk heden moest er één gekozen worden. Wij hebben verworpen het idee van een ge schenk voor de Centrale Bank zelf. Im mers, die heeft toch zo'n geschenk eigen lijk niet nodig, zij kan zichzelf behoorlijk bedruipen en bovendien, zouden we daar mee ook niet eigenlijk ons zelf eren, daar we immers in de jubilerende Centrale Bank ons zelf herkennen? Veel meer moeite heeft onze commissie gehad met de gedachte de gift te bestem men voor hulpbehoevenden of voor steun aan onderontwikkelde gebieden. Daarvoor zijn zeker heel goede argumenten aan te voeren en dat zou ook geheel in de geest van onze organisatie liggen. Hoe zeer ons die bestemming sympathiek is - en daarvan zullen we in de toekomst heus nog wel blijk kunnen geven - de gedachten van de commissie zijn toch in een andere richting gegaan. Kijk maar terug naar punt 10 van uw agenda. U kunt uw gang gaan. Wij vieren maar éénmaal een 75-jarig jubileum, daarbij hoort een éénmalig ge schenk. En omdat wij een organisatie zijn, die uit ons volk is gekomen, die daar onder werkt en leeft, dient het een ge schenk te zijn, dat als het ware bestemd is voor de hele Nederlandse bevolking. Daar om ben ik verheugd, dat wij een bestem ming gevonden hebben, die daar uitste kend aan beantwoordt: ,,De Hollandsche Molen", de vereniging tot behoud van molens in Nederland. Mijnheer de voorzitter, daarvoor hebben onze banken een fors bedrag als jubileum gift bijeen gebracht. Zij willen het werk, dat ,,De Hollandsche Molen" vijftig jaar geleden op zich genomen heeft, steunen. De 950 molens die in ons land nog over zijn van de duizenden die er vroeger waren, moeten behouden worden. Laat de wieken weer wentelen in de wind! Want iedere afgebroken molen is een afgebro ken stukje van onze cultuur. Iedere her stelde molen is een levende prent bij het boeiende verhaal van de molen in onze literatuur, muziek, poëzie, taal en schil derkunst! „De Hollandsche Molen" zet zich er voor in, dat we die prenten kunnen blijven zien, dat hun wonderlijk inspirerende werking niet verloren gaat, dat ons land een land van molens blijft! En is het dan geen goede gedachte, dit jubileum waar dig, indien „De Hollandsche Molen" met onze gift meer kan doen dan alleen met de middelen, die haar uit anderen hoofde ter beschikking staan! Wij hopen, dat het daardoor mogelijk zal blijken een extra aantal molens, liefst één in iedere provin cie, te restaureren in hun oude glorie. Dat

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1973 | | pagina 26