20 algemene vergadering eigen maatschappelijke taak aan onjuist monopolie een eind maken Wannneer ik de economische ontwikkeling en de invloed daarvan op ons beleid heb trachten te schilderen, is daarin ook van betekenis hoe in onze organisatie de ont wikkeling van de rente in het lopende jaar wordt verwacht. Het uitspreken van ver wachtingen is altijd gevaarlijk, maar het verloop van de rente is voor onze hele organisatie zó belangrijk, dat ik er toch aandacht aan wil geven. De terugtrekking van buitenlands kapitaal is op gang geko men. Dit betekent een afneming van de ruimte op de geld- en kapitaalmarkt en een aantrekking van de geldmarkttarieven. Het laatste doet verwachten dat ook de over heveling van korte middelen naar de kapi taalmarkt een einde zal nemen. De con junctuurverbetering in de loop van dit jaar en de investeringsgroei die ik daarstraks nader toelichtte, zullen daartegenover de vraag naar kapitaal vergroten. Hier komt bij dat het Centraal Plan Bureau voor 1973 voorziet dat de nationale spaarquote van 20% naar 19,5% zal dalen. Een daling wordt zowel bij de collectieve als bij de particuliere sector verwacht. Het toenemen van het aandeel van het arbeidsinkomen in het nationale inkomen zal de mogelijkheid van zelffinanciering in het bedrijfsleven on der druk zetten. Een toenemende nivelle ring van het inkomen brengt de verwachting dat de particuliere besparingen ook wat zullen afnemen. Een groeiende vraag naar kapitaal en een gelijkblijven of achterblijven van het aanbod doet een stijging van de rente verwachten. Die verwachtingen kun nen nimmer nauwkeurig zijn omdat de mate van import en export van buitenlandse be talingsmiddelen, die moeilijk te voorzien is, daarin ook een rol speelt. De door mij genoemde factoren en ook de inflatiever wachtingen doen ook een verhoging van de kapitaalmarktrente in het tweede halfjaar verwachten. In deze hele ontwikkeling is het duidelijk dat het bankwezen een belangrijke maat schappelijke rol vervult. Zonder een goed georganiseerd en een goed lopend bank wezen zou een verdere ontwikkeling van onze economie niet denkbaar zijn. Het is niet alleen de steeds verdergaande dienst verlening aan de steeds welvarender wor dende bevolkingsgroepen, maar ook een zo goed mogelijke organisatie van de geld- en kapitaalmarkt, die het bankwezen een be langrijke taak ten bate van onze samen leving doet vervullen. Ik geloof dat het goed is dat ik daar met nadruk op wijs omdat het mij voorkomt dat velen in ons land de be langrijke sociale taak van het bankwezen uit het oog verliezen. Daarbij moet ik wel opmerken dat het coöperatieve bankwezen in die maatschappelijke taak toch nog weer een andere rol vervult dan de handelsban ken. De coöperatieve banken werken als zelfstandige eenheden in een beperkt ge bied. De bestuursorganen van de coöpera tieve banken hebben een eigen verant woordelijkheid. Dat laatste betekent ook dat zij in de gemeenschap waarin zij wer ken wortelen en in het bijzonder de be langen van die gemeenschap en van hun leden in die gemeenschap behartigen. De coöperatieve banken bevorderen het spa ren om daardoor de financiële belangen van hun leden allereerst op het terrein van de bedrijfsfinanciering te behartigen. Het feit, dat de coöperatieve banken zich heb ben aaneengesloten, nu in één grote orga nisatie, om een gezamenlijk beleid te voe ren, doet aan de taakstelling van de indi viduele coöperatieve banken niet af. Die taakstelling brengt in belangrijke mate mee het financieren van het agrarische en het niet-agrarische midden- en kleinbedrijf en van het eigen woningbezit. Ik zeg dat zo met nadruk omdat dit inhoudt dat de taak van de coöperatieve banken zowel plaatse lijk als in hun centrale organisatie een andere is dan de doelstelling van een han delsbank. Wanneer ik daar de nadruk op leg is dat zeker niet om een waarde-oordeel uit te spreken. Ik zou er wel mee willen aangeven dat ondanks branchevervagingen De heer Mertens te midden van de twee andere voorzitters: links mr. R. J. van Beek- holf, rechts mr. Graaf van Lijnden van Sandenburg. er duidelijke verschillen zijn tussen coöpe ratieve en niet-coöperatieve banken. Ik bracht tot uiting dat de coöperatieve banken onder meer tot hun taak rekenen de financiering van het agrarische en het niet- agrarische midden- en kleinbedrijf. De financiering van het agrarische bedrijfs leven wordt, wanneer het in bepaalde con crete gevallen meer van de financierende bank zou vergen dan uit bancair oogpunt verantwoord is, zeer gesteund door het Borgstellingsfonds voor de Landbouw. Dit Fonds geeft in daarvoor in aanmerking komende gevallen garanties af tegenover elke financierende instelling. De coöperatieve banken hebben hier niet méér, maar ook niet minder rechten dan de handelsbanken. U zult begrijpen dat de financiering van het niet-agrarische mid den- en kleinbedrijf, dat in onze organisa tie ook een belangrijke rol speelt, ons met spanning deed uitzien naar het advies dat uitgebracht is door de Commissie Finan-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1973 | | pagina 22