19 algemene vergadering ongerust over inflatie internationaleontwikkelingen: samenwerking versterken In de Verenigde Staten is daarbij, in tegen stelling tot West-Europa, het niveau van de inflatie aan de lage kant gebleven. De prog noses voor het lopende jaar geven voor Amerika aan dat de reële groei hoog zal zijn en dat het werkloosheidspercentage, dat in dat land al jarenlang hoog is, zal teruglopen. In West-Europa is ook een aan zienlijke conjunctuurverbetering aan de gang. In de Westduitse Bondsrepubliek wordt zelfs een oververhitting van de con junctuur in de loop van dit jaar gevreesd en worden afremmende maatregelen ge nomen. Die vrees is gebaseerd op de com binatie van aanzienlijke inflatie en een ster ke groei van de produktie, bij een volledige bezetting van de produktiecapaciteit. In andere Westeuropese landen zien wij der gelijke verschijnselen. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat in 1972 de Nederlandse export in zulk een mate is toegenomen dat - mede door het achterblijven van de groei in de geïmporteerde hoeveelheden - het overschot op de lopende rekening 3,4 mil jard gulden was, aanzienlijk meer dan ver wacht werd. Dit ging gepaard met een rela tief sterke groei van de industriële produk tie. Verwacht mag worden, ook aan de hand van de cijfers over de orderpositie en de voorraden gereed produkt, dat de conjunc turele verbetering zich voortzet, waarbij wij dan wat achter lopen bij de nabuurlanden. Dit verklaart dat ook al voor dit jaar een belangrijke groei in de investeringen wordt verwacht. Bij dit kort geschetste beeld moeten nog wel enkele aantekeningen worden gemaakt. Met name is de ontwikkeling van de werk gelegenheid, ondanks de conjunctuurver betering, niet gunstig. De verwachting is, ook op iets langere termijn, dat werkloos heid op een relatief hoog niveau zal blijven bestaan, wat zou kunnen wijzen op struc turele oorzaken van de werkloosheid. Een andere ongunstige ontwikkeling is de zeer sterke inflatie. De inflatie bedroeg de laatste vier jaar achtereenvolgens 7,4 3,6 7,5 en 7,8 °/o. Ondanks dat ieder in den lande zijn ongerustheid over deze toenemende inflatie uit, blijken alle inspan ningen om tot een werkelijke beheersing van de inflatie te komen, geen resultaat te brengen. De diepe oorzaak hiervan is naar mijn mening, dat iedere bevolkingsgroep pro beert anderen offers ter bestrijding van de inflatie op te dringen om te voorkomen dat men zelf offers moet brengen. De middelen om de inflatie te bedwingen zijn er, maar de wil om deze middelen algemeen toe te passen, ontbreekt. Hierbij moet worden op gemerkt dat inflatie zeker niet kan worden bestreden alleen met monetaire maatrege len, maar dat de diepe oorzaak ligt in het economische en in het sociale beleid. Ik ben mij er daarbij van bewust dat in de westelijke wereld het inflatieverschijnsel algemeen is. Ook als wij dit constateren moeten wij daarbij wel opmerken dat over 1972 de in flatie hier aanzienlijk sterker was dan in Noord-Amerika, de Duitse Bondsrepubliek, Frankrijk en bij onze Benelux-partners. Deze mate van inflatie zal de exportpositie van Nederland bemoeilijken. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het Centraal Plan Bureau in haar middellange termijn model op een achterblijvende groei van onze ex porten wijst. Een gevaar is ook dat vele beleggers zoe ken naar inflatiebestendige objecten, waar door de prijzen van een aantal goederen nog verder omhoog gejaagd worden. Een vlucht uit het geld is zeer gevaarlijk en zal bij een doorgaan daarvan de beheersing en begeleiding van de economie praktisch onmogelijk maken. Hierbij moet ik vooral wijzen op de hausse in vaste goederen, die voor een deel een gevolg is van de aan houdende inflatie. Men moet er ook van uitgaan dat de inflatie hogere rendements eisen doet stellen en dat ook daardoor een renteverhoging kan worden veroorzaakt. De overbesteding is aan een eind gekomen en de President van De Nederlandsche Bank noemt dit met recht een lichtzijde. De inflatie is daarmede een zelfstandige loon- en prijsinflatie geworden. Wanneer niet beide componenten van deze inflatie tegelijk worden aangepakt moeten wij niet rekenen op een komende periode van meer stabiliteit. Alleen het aanvatten aan beide zijden kan hier uitkomst brengen. Naast de conjuncturele moeilijkheden heb ben ook de internationale monetaire ver houdingen de economie en het bankbedrijf zeer beïnvloed. De Amerikaanse dollar is in een tijdsbestek van ruim één jaar twee maal gedevalueerd. Dit bracht zowel voor de internationale handel als voor het bank wezen grote moeilijkheden mede. De lid staten van de E.E.G. hebben zich beraden over een gezamenlijk standpunt ten opzich te van de dollar. Afgezien van de revaluatie van de Duitse mark heeft dit er toe geleid dat de valuta's van zes van de negen E.E.G.- partners gezamenlijk gingen zweven. Enge land, Italië en Ierland deden hieraan niet mee. Deze moeilijke verhoudingen hebben ook een zeer ongunstige invloed op de E.E.G.-landbouwpolitiek en de gevolgen er van voor de Europese landbouw zijn moei lijk te voorzien. Het opnemen van zeer grote bedragen aan dollars heeft veroorzaakt dat de Nederland se geldmarkt zeer ruim werd en dat het daggeldtarief geruime tijd zeer laag was. Dit legde ook een druk op de kapitaalmarkt rente. De Nederlandsche Bank ging in de loop van dit jaar over tot een aantal maat regelen om de geldmarkt af te romen. Bovendien werd tot beperkte bedragen schatkistpapier uitgegeven. Dit was gedu rende anderhalf jaar niet gebeurd, wat voor een goed gespreide belegging van liquidi teiten belangrijke nadelen meebracht. Deze verschijnselen hebben nog eens getoond hoe nodig het is tot een hervorming van het internationale geldstelsel wordt gekomen. Hieraan wordt hard gewerkt binnen de zo genaamde Club van 20, die uit 10 zoge naamde rijke en uit 10 ontwikkelingslanden bestaat. Het laat zich aanzien dat de rol van het goud zal worden teruggedrongen en door trekkingsrechten zal worden overge nomen. In het kader van de vorming van een Euro pese Economische Monetaire Unie wordt ook van gedachten gewisseld over een communautair geldstelsel, waarbij wordt gestreefd naar onderling vaste wisselkoer sen. De tekenen van opbouw van deze Monetaire Unie nemen toe en deze ontwik keling zal ook door onze organisatie nauw lettend worden gevolgd. Het Europees Fonds voor Monetaire Samenwerking zal niet alleen in de Monetaire Unie een cen trale plaats innemen, maar mag ook wor den beschouwd als mogelijke voorloper van een Europese Centrale Bank. Juist ook in verband met die ontwikkeling wordt er door onze organisatie gestreefd naar een veel intensere samenwerking met bevriende coöperatieve bankorganisaties in Europese landen. Er zijn al vele jaren con tacten, die tot grote uitwisseling van erva ringen en gegevens hebben geleid. In dit kader past het vermelden van de oprichting als representatieve organisatie bij de Euro pese Commissie van de Vereniging van Spaar- en Kredietorganisaties in de E.E.G. In de internationale ontwikkeling, die ik zeer kort heb trachten te schetsen, past, dat deze contacten op korte termijn leiden tot een meer zakelijke samenwerking. Hierbij mag zeker niet aan fusies worden gedacht, maar wel aan versterking op de internationale kapitaal- en geldmarkt van de positie van organisaties, die in hun doel- stellling en in hun beleid grote verwant schap met de onze vertonen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1973 | | pagina 21