16 algemene vergadering nieuwe uitdaging in ernstige liquiditeitsmoeilijkheden te ver keren. In organisatorisch opzicht echter zijn de crisisjaren voor onze banken van grote en principiële betekenis geweest. Er is een krachtige stimulans vanuit gegaan met be trekking tot de onderlinge solidariteit van de plaatselijke banken. Het besef rijpte, dat schade aan één bank schade zou betekenen aan alle banken. Onder de druk van de omstandigheden zien wij voor het eerst een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid aan de dag treden. De onderlinge verbondenheid van de banken, die weliswaar reeds voordien aanwezig was, ontwikkelde zich tot een onderlinge saam horigheid. Het lidmaatschap van de Cen trale Bank kreeg daardoor grotere beteke nis. Was het voordien zo, dat de aangeslo ten banken zich slechts hadden te houden aan administratieve voorschriften van de Centrale, vanaf die tijd werden ook regels vastgesteld inzake een gemeenschappelijke beleidsvoering. Voor de liquiditeitsbewaking werden regels gesteld, die rechtstreeks raakten aan de zelfstandigheid van de banken op het ter rein van de kredietverlening. Tegenover het overdragen van een stuk autonome beslissingsbevoegdheid stond echter het voordeel van het gezamenlijk dragen van risico's en een betere regule ring van de liquiditeit van de organisatie als geheel. Het beheer van de liquiditeiten werd ge maakt tot een object van gemeenschappe lijke verantwoordelijkheid. De dispensatie regeling en de stichting van fondsen, die wij nu kennen onder de naam Onderling Waar borg Fonds der Boerenleenbanken en On derling Raiffeisengarantiefonds, zijn daar een uitvloeisel van. Door op het juiste moment in de geschiede nis aanvaarden van gemeenschappelijke verantwoordelijkheid konden de plaatselijke banken de crisisjaren doorstaan en daaruit in organisatorisch opzicht sterker te voor schijn komen. De opbloei aan het eind van de dertiger jaren zou slechts van korte duur zijn. Weldra werd het economisch leven door oorlogs geweld lam gelegd. De na-oorlogse periode plaatste onze ban ken voor ongekende mogelijkheden, zij het niet terstond. Het zou tot 1948 duren voor dat het economisch leven zich weer vrij zou kunnen gaan ontplooien. Wel werden wij onmiddellijk geconfronteerd met vele nieu we cliënten, die als gevolg van de geld- sanering de weg naar onze banken hadden gevonden. De nieuwe tijd, die gepaard is gegaan met versnelde maatschappelijke ontwikkelingen betekende voor de coöpe ratieve banken een immense uitdaging. De grote bloei - het dient gezegd te wor den - is voor een deel op ons af gekomen. Anderzijds is deze zeer bewust nagestreefd en bevorderd door het voeren van een be leid, dat op expansie gericht was. Voorbeelden daarvan zijn: opvoering van het dienstbetoon; verruiming van openings tijden; het aanstellen van vakbekwame directeuren met een volledige dagtaak; het stichten van nieuwe kantoren en bijkanto ren; het penetreren in tot dusver onbewerk te gebieden; opleiding en scholing van per soneel; het aanbieden van nieuwe vormen van dienstverlening, afgestemd op de be hoeften van de cliënt; deviezenverkoop, assurantiebemiddeling, beleggingsadvie zen, safeverhuur, nachtkluis, giraal beta lingsverkeer en niet te vergeten uitbreiding van kredietmogelijkheden, ook in de parti culiere sfeer en het invoeren van nieuwe spaarvormen. Ziedaar het beeld van een dynamische ontwikkeling van een krachtige bankorgani- satie. Thans, in 1973, staan wij wederom voor een nieuw begin. Niet alleen omdat in historisch opzicht een nieuwe periode voor ons ligt. Nieuw is vooral het feit, dat hetgeen tot dusver in twee organisaties afzonder lijk is verricht, thans verricht gaat worden in één organisatie. In de beginperiode tot 1930 ging het om het winnen van het ver trouwen in onze organisatie en de opbouw daarvan. In de periode 1930-1940 vond een belangrijk stuk consolidatie plaats en werden de on derlinge banden tussen de plaatselijke ban ken hecht aaneengesmeed door het aan vaarden van gemeenschappelijke verant woordelijkheden. Thans zal het er vooral om gaan ons te concentreren op gemeenschappelijke acti viteiten. Daarbij doel ik op het gemeen schappelijk ontwikkelen van die activiteiten en die vormen van dienstverlening waaraan in de maatschappij van morgen behoefte zal bestaan. Het apparaat dat ons daarvoor ten dienste staat, is daarop ingesteld, maar zal in de toekomst steeds op tijd en snel moeten worden bijgesteld. In de organisatie ligt de verantwoordelijk heid voor een groot deel bij de plaatselijke banken, waar zij wordt gedragen door per sonen, die ten nauwste bij alle activiteiten betrokken zijn. Wij zijn geen gecentraliseer de organisatie, maar een organisatie van zelfstandige en zelfwerkzame banken, die binnen hun werkgebied een operationeel en slagvaardig beleid kunnen voeren. Ik meen, dat daarin ook onze kracht ligt voor de toekomst. Daarin liggen wij vóór op anderen. Onze banken weten zich bij de uitoefening van hun taak geruggesteund door de Cen trale Bank, die hen op passende wijze be geleidt en die tevens de belangen behar tigt van de organisatie als geheel. Deze constellatie kennen wij reeds 75 jaar en zij heeft zichzelf allerminst overleefd. Met deze structuur voor ogen kunnen wij de toekomst van onze organisatie met groot vertrouwen tegemoet zien. De eerste Alge mene Vergadering in het nieuwe tijdperk verklaar ik hiermede voor geopend.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1973 | | pagina 18