15 gemeenschappelijke verantwoordelijkheid tioneren als plaatselijke bank, het goed is, dat een deel van de zelfstandigheid wordt ingebracht in de organisatie van het ge meenschappelijk instituut. Zoals vrijheid slechts mogelijk is in een sfeer van gebon denheid, zo komt autonomie tot zijn recht in een kader van beperkingen. Het is tref fend, dat de werkers van het eerste uur dit zelf steeds zo hebben gezien en bedoeld. Het indelen van een tijdsbestek van 75 jaar in episodes is altijd betrekkelijk willekeurig. Slechts twee jaartallen liggen vast: 1898 en 1973. Het begin en het nieuwe begin, waarvoor wij thans staan. Vast staat wel, dat de beginjaren niet de gemakkelijkste zijn geweest en dat de beide organisaties niet anders dan met vallen en opstaan van de grond zijn ge komen. De jaarverslagen en andere docu menten uit die tijd getuigen daarvan. Het aantal aangesloten banken groeide in het begin slechts zeer geleidelijk. Rond 1900 waren het er niet meer dan 67. Toch zijn de pioniers van toen erin geslaagd waar te maken, dat de ideeën van Raiffeisen be tekenis kregen voor de praktijk. De grote opgave waarvoor zij stonden was het win nen van vertrouwen in het systeem en de denkbeelden die daaraan ten grondslag lagen. Dat dit in die tijd geen geringe op gave was, spreekt te meer als men bedenkt, dat men degenen van wie men het vertrou wen wilde winnen, tegelijkertijd mede aan sprakelijk maakte. Toch slaagde men er in dank zij een onvoorstelbaar idealisme en met niet minder realiteitszin, een grote en hechte organisatie op te bouwen. Velen hebben zich daarvoor ingezet. Hun namen zijn gegrift in de historie van het coöpera tieve bankwezen. Het resultaat van hun arbeid is af te leiden uit de sterke toeneming van het aantal coöperatieve banken in de periode tussen 1900 en 1910. In dat laatste jaar liep het aantal op tot 603. In 1920 waren het er 1148, in 1930 1286. De sterke toename heeft dan ook gelegen in de periode tussen 1900 en 1930. Daarna zien wij een meer geleidelijke toename van het aantal banken. Het is ook in deze periode geweest, dat de coöpera tieve banken een uitzonderlijke betekenis hebben gehad voor de herstructurering van de landbouw in die dagen. De periode tussen 1930 en 1940 is bekend als een tijd van crisis en maleise. Ook de coöperatieve banken stonden in de bran ding. Als gevolg van de om zich heen- grijpende crisis kwamen vele van de banken Een man, die qua lichaamsomvang en gelaatskleur duide lijk de B-grens voor een veilig leven had overschreden, vroeg namens een wat bedremmeld achter hem opgesteld groepje, of iemand soms nog ergens een gezellig tentje wist voor een afzakkertje. Kijk, iemand die na een halve dag intensief vergaderen, nog eens een halve dag ademloos kijken en dan nog ereis een halve dag gezellig en smakelijk samenzijn, zo'n vraag kan stellen, heeft recht op mijn respect. Dat ik de man hier noem is het gevolg van een redactio neel verzoek om enkele indrukken te geven van de eerste Algemene Vergadering en zijn optreden vormde zo onge veer de laatste indruk van die daaraan zo rijke dag. Dat het een goede vergadering was, staat wel als een paal boven water. Maar het was soms wel een beetje moeilijk om je - als je er even met de gedachten niet bij was geweest - te herinneren of je nu in een vergadering zat van het O.R.G.F. of L.K.E., dan wel van de Boeren- of Raiffeisenhypotheekbank of gewoon in die van de C.B. Dank zij de drie voorzitters, die zich als ware jongleurs met de voorzittershamer zonder een keertje te struikelen door de ingewikkelde materie van de steeds wisselende agenda worstelden, ging dat allemaal goed en gaven de oranje, groene, rose, gele en blauwe stembiljetten geen moeilijkheden. De trias politica van mijn eigen bank had er althans geen moeite mee en ik meen ook de bijna vier duizend andere aanwezigen niet. Mies begreep er niets van. Die vond zo'n grote vergade ring zonder vrouwen maar niks. Er waren er natuurlijk wel een paar, maar die vielen in het grote geheel niet op. Ach ik denk weer aan die man van hierboven. Hem zie ik nog niet met een vrouwspersoon in de ploeg. Een afzak kertje nemen zou er dan misschien niet meer bij zijn. En Mies Bouwman weet ook niet, dat we onze vrouwen graag bewaren voor de vermoeienissen van zo'n marathon vergadering, nietwaar? Trouwens er waren wel vrouwen. Rondom de vastaaneen- gerijde blokken afgevaardigden in stemmig grijs, blauw of zwart, fladderden als lieve vlinders frisse en vrolijke jonge meisjes rond. Ze liepen er heel alert met microfoon tjes, maar slechts één was het toegestaan om dat ding een keertje te gebruiken. Het waren kokette en leuke meisjes, kennelijk met zorg gekozen door een functionaris van de Centrale Bank uit het nagenoeg onuitputtelijke reservoir van jonge medewerksters van dit orgaan. Hij weet zeker wat achtendertighonderd afgevaardigden nodig hebben, naast een lange agenda en een stevige lunch. Maar som migen vonden het toch wel wat griezelig, al die mannen om hen heen, dat kon je wel zien. Er was trouwens meer poëzie ter vergadering. Het spatte er af als vuurwerk, toen het ging over onze Nederlandse molens. Daar werden heel mooie dingen gezegd. Die poëzie is er trouwens voor iedereen te vinden. Voor de een zit ze in de strakke opsomming van de bedrijfs resultaten, voor een ander in een kleine man, die - right or wrong - helemaal alleen in die grote zaal opstaat en zijn mening zegt. Voor de een zingt ze door in de juridisch wel doorwrochte taal van de vergaderstukken, voor een ander in de gespierde achterwerken van de trekpaarden. Ach, indrukken zijn er vele en ze zijn voor iedereen wel verschillend, dus laat ik ophouden. Bovendien is mijn kolommetje vol. Cas Sier

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1973 | | pagina 17