25 jaar 13 algemene vergadering andere bedrijfstakken dank en waardering Tijdens de Algemene Vergadering ging voorzitter Mertens even buiten de orde van de agenda. Niemand nam hem dit echter kwalijk, want hij gaf bekendheid aan het feit dat dr. A. J. Verhage op de dag volgende op de vergadering gedurende 25 jaar verbonden zou zijn aan de Centrale Bank, zij het in eerste instantie vooral aan de vroe gere Centrale Raiffeisen-Bank. Na eerst gedurende jaren lid van de Raad van Toezicht te zijn geweest, werd de heer Verhage lid en later voorzitter van het Bestuur. Per 1 januari 1970 werd hij voor zitter van de Hoofddirectie, eerst van de Coöperatieve Raiffeisen- Boerenleenbank en later - na de fusie - van de huidige Coöpera tieve Centrale Raiffeisen-Boerenleenbank G.A. Hij bracht dank aan de heer Verhage voor de inzet en toewijding, die hij in zijn verschillende functies heeft gegeven bij het richting en leiding geven in de organisatie. Hij wees daarbij vooral op de rol van de heer Verhage bij de samenwerking van beide centrale banken, welke uitmondde in een resultaat waarvan de vergadering getuigde. Hij hoopte dat dr. Verhage nog een aantal jaren zijn be langrijke werk in de organisatie zou voortzetten. De heer Verhage, die zich zeer verrast toonde over dit plotselinge huldebetoon, dankte de heer Mertens voor zijn woorden en zei met veel genoegen terug te zien op zijn werk. Wat het aantal jaren, dat hij nog in dienst van de organisatie zou zijn, betrof, liet hij een „helaas" klinken en stelde dat zijn leeftijd maakte dat dit aantal niet zo heel veel jaren meer zou tellen. clusief Nederland, niet of nauwelijks wordt gereageerd. Indien het Duitsland lukt om de inflatie aanzienlijk terug te dringen (en die kans acht ik zeer reëel) terwijl de andere E.E.G.-landen zouden nalaten ook adequate anti-inflatiemaatregelen te treffen, dan zou den de gevolgen daarvan het voortbestaan van de E.E.G. n.m.m. ernstig in gevaar bren gen. Ook het niet-agrarisch midden- en klein bedrijf ziet zich geplaatst voor structurele vraagstukken, die voor een deel veel gelij kenis vertonen met die in de landbouw. In vesteringen in verband met de modernise ring van bedrijven blijven vaak uit, als ge volg van het ontbreken van een goede financieringsbasis. Ongetwijfeld zijn hierop conjuncturele ontwikkelingen van invloed, doch de grondoorzaak is veelal, het te ge ringe rendement van de bedrijven. Deze gang van zaken moet ten zeerste worden betreurd. Het niet-agrarisch midden- en kleinbedrijf is van grote betekenis voor de nationale economie. Deze sector neemt maar liefst 25% van het nationaal inkomen voor zijn rekening en biedt daarbij werk gelegenheid aan eveneens 25% van dege nen, die in loondienst werkzaam zijn. Overigens komen in het niet-agrarisch mid den- en kleinbedrijf, evenals in de land- en tuinbouw, grote onderlinge verschillen in bedrijfsresultaten voor. Deze verschillen zijn te constateren tussen de diverse secto ren, maar ook tussen de individuele bedrij ven in dezelfde takken van bedrijf. Het af gaan op de gemiddelde uitkomsten leidt dan ook tot onjuiste conclusies. In deze beschouwing wil ik er op wijzen, dat onze organisatie in het afgelopen jaar opnieuw zeer actief is geweest op het ter rein van de woningbouwfinanciering. De ruime liquiditeitspositie stelde ons in staat om aan de krachtige vraag naar leningen ten behoeve van de particuliere woning bouw tegemoet te komen. De belangstelling voor het eigen woningbezit neemt gelukkig nog steeds toe. Gaarne wil ik vanaf deze plaats mijn dank betuigen aan de leden van de raden van toezicht, de bestuursleden, de directeuren en het personeel van de aangesloten ban ken voor de wijze waarop zij zich in het afgelopen jaar wederom hebben ingezet voor de belangen van onze organisatie, en

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1973 | | pagina 15