12 algemene vergadering land- en tuinbouw name aan Raiffeisenbanken en Boerenleen banken die een fusie zijn aangegaan of zul len aangaan - om de naam Rabobank ook als statutaire naam te gaan voeren. De Raad van Beheer heeft gemeend dat te moeten ontraden, omdat de naam Rabobank be doeld is als roepnaam, te gebruiken naast de statutaire naam van de bank. Overwogen zou kunnen worden, om als men tot een nieuwe statutaire naam wenst over te gaan, te kiezen voor de naam Coöperatieve Raif- feisen-Boerenleenbank. De afkorting Rabo bank is dan ook voor iedere individuele aangesloten bank zonder meer van toepas sing. Het geheel doen vervallen van de oude namen wordt om historische redenen en uit gevoelsmatige overwegingen niet dien stig geacht. Ik meen, dat er ook voldoende voorbeelden zijn van andere bedrijven waarbij de - ook vaak lange - officiële naam wordt gehand haafd, maar in het dagelijks spraakgebruik de verkorte naam wordt gebezigd. Hetgeen ik hier signaleer met betrekking tot de naamgeving duidt er reeds op, dat met de fusies tussen Raiffeisenbanken en Boerenleenbanken gevestigd in eenzelfde plaats, goede vorderingen worden gemaakt. De mogelijkheid tot het aangaan van plaat selijke fusies is eerst op 1 januari van dit jaar opengesteld. Verheugend is het, dat in zo korte tijd reeds 15 fusies konden worden gerealiseerd, waarbij 31 banken zijn be trokken. Verwacht wordt, dat dit aantal in de loop van het jaar nog aanzienlijk zal stijgen. Als gevolg van het samengaan van plaatse lijke banken - de fusies die ook buiten de zogenaamde gemengde gebieden plaats vinden, daarbij inbegrepen - verminderde in het verslagjaar het aantal aangesloten banken van 1202 tot 1187. Aantal vestigin gen is daarentegen, zij het meer getempo riseerd dan voorheen, gestegen van 3005 tot 3072. Bij het memoreren van enkele aspecten van de gang van zaken in onze organisatie wil ik ook betrekken het onderzoek naar de meest wenselijke interne structuur van de nieuwe Centrale Bank, welk onderzoek be gin dit jaar kon worden voltooid. Op grond van de uitkomsten van deze studie werd besloten tot het instellen van vijf werkge bieden, te weten het Werkgebied Algemene en Juridische Zaken, het Werkgebied Cen trale Bankzaken, het Werkgebied Aangeslo ten Banken, het Werkgebied Sociale Zaken en het Werkgebied Centrale Administratie en Informatie. De leiding van de onderscheiden werk gebieden berust bij leden van de Hoofd directie. De verdere doorvoering van de nieuwe structuur zal geleidelijk plaatsvinden. De Raad van Beheer is van oordeel, dat met de herstructurering de efficiency binnen de Centrale Bank en in de relatie tot de aan gesloten banken in hoge mate is gediend. Wanneer ik thans uw aandacht vraag voor de ontwikkeling in de verschillende secto ren waarin wij ons als coöperatieve organi satie bewegen, dan noem ik graag op de eerste plaats de ontwikkeling in de land en tuinbouw. Een sector die van uitzonder lijk belang is voor de Nederlandse econo mie, als we bedenken dat de export van agrarische produkten in 1972 13,3 miljard beliep. De betekenis van onze organisatie voor deze sector spreekt in feite voor zichzelf, wanneer ik vermeld, dat onze organisatie rond 49 van het vreemd vermogen (waar onder begrepen de leningen van familie leden) van vreemd vermogen op lange ter mijn in de landbouw verschaft. In 1970 bedroeg dat percentage 44 en in 1967 was dat 41 Daaruit blijkt, dat ons aandeel in de financiering van de landbouw nog steeds stijgt, ondanks onze financie ringsactiviteiten op andere terreinen. Voor wat betreft de bedrijfsresultaten kan 1972 in het algemeen als een gunstig jaar voor land- en tuinbouw worden beschouwd. Maar zoals zich dat altijd voordoet in een jaar met in het algemeen bevredigende be drijfsresultaten, zijn er ook in 1972 sectoren of bedrijven, die allerminst op een gunstig jaar kunnen terugzien. In het kader van de structuurontwikkeling, gericht op vergroting van de produktiviteit per bedrijf, blijven schaalvergroting, me chanisering en automatisering de aandacht vragen. Bedrijfsbeëindiging van marginale bedrijven zal daarbij onvermijdelijk zijn. Intussen is in Nederland een rentesubsidie regeling voor bepaalde investeringen in de akkerbouw, de veehouderij en voor de ge mengde bedrijven van kracht geworden. Verwacht mag worden, dat een soortgelijke regeling zal worden vastgesteld voor fruit teelt-, de glastuinbouw en nog andere groe pen van bedrijven. Het is nog te vroeg om te kunnen beoordelen, of deze subsidie regelingen van grote betekenis zullen zijn voor de noodzakelijke of gewenste ontwik kelingen in land- en tuinbouw. Persoonlijk acht ik het verstandig om daarvan geen al te grote verwachtingen te koesteren. In dit verband zou ik ook willen wijzen op het ex periment - meer zou ik het nog niet willen noemen - van de Stichting Beheer Land bouwgronden, beter bekend als de Grond bank. Het moet gezien worden als een poging om de financieringsvraagstukken voor bedrij ven met een aanzienlijke oppervlakte grond op te lossen of althans te verlichten. Het lijkt wenselijk, dat de proefneming met de Grondbank in een aantal ruilverkavelings projecten in het noorden van het land, spoe dig wordt uitgebreid tot andere delen van ons land. De grote investeringen, die de herstructurering in de landbouw vergt, wij zen er op, dat in de komende jaren in nog sterkere mate een beroep zal worden ge daan op de financieringscapaciteit van onze organisatie. Bij een beschouwing van het landbouw beleid realiseren we ons de laatste tijd wel heel duidelijk, dat het beleid vrijwel geheel bepaald wordt door de E.E.G. Vooral uit de laatste behandeling van de prijsvoorstellen in de dagen en nachten durende Marathonzitting is, (nog afgezien van de teleurstellende resultaten vooral voor de akkerbouwprodukten) duidelijk ge bleken, dat er nog geen sprake is van een echte Economische Gemeenschap. Niet al leen blijkt - hetgeen overigens heel begrij pelijk is - dat de vertegenwoordigers van de negen leden-landen denken en opereren vanuit hun eigen nationale stellingen; even duidelijk is weer eens gebleken, dat het niet mogelijk is, een communautair beleid te voeren voor de landbouwsector alleen, ter wijl op monetair, fiscaal en sociaal-econo misch gebied een gemeenschappelijk be leid vrijwel geheel ontbreekt. Van enige harmonisatie of zelfs maar een aanzet daartoe is tot nu toe geen of nauwe lijks sprake. Gevreesd moet worden, dat het uitblijven daarvan tot gevolg zal hebben dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid zo als dat tot nu toe met veel moeite is tot stand gekomen, ernstig zal stagneren en zelfs zal worden afgebroken en dit zou voor de Nederlandse land- en tuinbouw grote na delen ten gevolge hebben. Intussen stape len nieuwe donkere wolken zich op boven het Europese van de negen. Er dreigt name lijk een nieuwe crisis, die veroorzaakt kan worden door de onlangs aangekondigde, diep ingrijpende maatregelen ter bestrijding van de inflatie in West-Duitsland. Het is merkwaardig, maar tevens verontrustend, dat daarop in de overige E.E.G.-landen, in-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1973 | | pagina 14