geld- en kapitaalmarkt 27 b. van der meer en mevr. mr. h. besanpon geldmarkt obligatiemarkt Vanaf ongeveer medio april tekent zich een duidelijke ken tering in de rente af. Zoals altijd het geval is, staat een dergelijke drastische wijziging onder invloed van een complex van factoren, waarbij een tweetal op de voor grond treedt: de afvloeiing van deviezen (door steunaankopen voor de gulden); het effect van de kasreservemaatregelen van De Neder- landsche Bank (zie ook het vorige artikel). De verkoop van deviezen door De Nederlandsche Bank ge beurt in het kader van de in maart in E.E.G.-verband ge maakte koersafspraken. Het gezamenlijk zweven van de E.E.G.-valuta's ten opzichte van de dollar houdt tevens vaste interventiepunten voor de E.E.G.-valuta's onderling in. Revaluaties van E.E.G.-valuta's behoren hiermee voor lopig tot het verleden en motieven zoals rentevergoeding en dergelijke gaan weer belangrijker worden. Het hogere renteniveau in bijvoorbeeld Duitsland, Engeland en Ameri ka biedt wat dat betreft aantrekkelijke alternatieven. Moge lijk heeft ook de sociale en politieke onzekerheid in Ne derland een rol gespeeld. Sinds die afspraken tot stand kwamen is de animo voor de gulden, die tot voor kort sa men met o.a. de Duitse mark zeer gezocht was, afgeno men. Een en ander had tot gevolg dat tot en met de eerste week van mei ruim 650 miljoen aan deviezen wegvloei den. Tegen deze achtergrond ging van de kasreservemaat regelen van De Bank een bijzonder effectieve werking uit. Door aanvankelijke verhoging van het percentage tot 7% toe - hiermee was ruim 1.900 miljoen gemoeid - werd de in de markt nog aanwezige ruimte geheel gebonden. Toen begin mei bijzonder veel belasting moest worden betaald en het kasreservepercentage slechts tot 5 werd terug gebracht 1.300 miljoen) werd de markt sterk verkrapt. De officiële call-rente steeg daardoor snel naar 4%, ter wijl de prijs voor het driemaands gemeentekasgeld op 4% kwam (was 13 april 1%%). Daarmee werd onge veer weer het niveau van voor de valutacrises in maart jl. bereikt. Het komt erop neer, dat de markt door een relatief hoog kasreservepercentage kunstmatig krap wordt gehouden. Aanleiding hiertoe zou kunnen zijn, dat, nu de deviezen- afvloeiing op gang is gekomen, er voor De Nederlandsche Bank de mogelijkheid is ontstaan het rentepeil in Neder land wat meer in overeenstemming te brengen met het niveau in een aantal E.E.G.-landen, waar bijvoorbeeld mo menteel de volgende officiële disconto's van kracht zijn: Engeland 874%, West-Duitsland 6% (4 mei 1 Frankrijk 772%, Nederland 4 In dit licht kan een discontoverhoging in Nederland bin nen afzienbare tijd tot de mogelijkheden behoren. De obligatiemarkt continueerde in de maand april de luste loze stemming die al enige maanden deze markt kenmerkt nl. weinig affaires ten gevolge van gering vraag en aanbod. De terughoudendheid werd nog steeds ingegeven door de veronderstelling dat de rente een stijgende lijn zal gaan vertonen. Doordat de geldmarkt, in ieder geval niet in de eerste helft van april, nog geen verkrappingsverschijnselen te zien gaf, bleef de financiering met kortlopend geld inte ressant zodat een beroep op de kapitaalmarkt en daarmee de rentestijging uitbleef. Op de eind maart aangekondigde 774 lening van de Ne derlandse Gasunie met een uitgiftekoers van 99,5% was zodanig ingeschreven dat een belangrijke reductie moest worden toegepast. Deze belangstelling kwam voornamelijk van enkele grote institutionele beleggers voor wie het as pect van de onmiddellijke ingaande uitlotingsperiode ken nelijk aansprak. Op 4 april, de dag van de eerste officiële notering, werden de stukken verhandeld op een koers van 99,10% hetgeen onder de emissiekoers lag. Deze koers ontwikkeling geeft de moeilijke marktsituatie aan. In de tweede week van april werd een 7% lening aange kondigd van Pakhoed Holding met een looptijd van 15 jaar waarbij de eerste 10 jaar geen uitloting plaatsvindt. Het le ningsbedrag was 50 miljoen. De uitgiftekoers werd twee dagen voor de inschrijvingsdatum vastgesteld op 99,5%. Op de lening werd zodanig ingeschreven dat een redelijke reductie moest worden toegepast. Het buitenland vertoonde in de maand april weinig of geen belangstelling voor de Nederlandse obligaties. Weliswaar was de 0-gulden vast (104 °/o—105,5 maar deze vaste stemming was meer te danken aan het feit dat niet-inge- zetenen hun hier aangehouden guldens gedeeltelijk gingen omzetten in 0-guldens waardoor zij dan uiteraard een pre mie betaalden van 4 %-5,5 maar de in maart door De Nederlandsche Bank ingestelde strafrente van 13% op jaarbasis gemeten, ontliepen. In de laatste week van april lieten de koersen van de obli gaties een dalende tendens zien. Nu de geldmarkt in de tweede helft van april een aantrekking van de rentetarie ven liet zien lijkt de financiering met kort geld minder in teressant te worden, zodat de vraag naar langlopend kapi taal eindelijk kan gaan toenemen waardoor de langver wachte rentestijging op de obligatiemarkt zich zal kunnen gaan manifesteren. Wellicht zijn de zojuist aangekondigde 874% lening van het Algemeen Prot. Ziekenhuis te Harlingen a pari (vorige ziekenhuislening 8%a 99%) en de 7%% 15-jarige lening van de Nederlandsche Middenstandsbank (kapitaalobliga ties) a pari waarvan de uitlotingsperiode direct ingaat, de eerste indicaties daarvoor.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1973 | | pagina 29