9 omstandigheden de commissie haar werk begon en onderscheiden we déze commissie en haar rapport meteen van andere structuurcommissies, die ooit in de toekomst nog wel eens zullen volgen. Die Structuurcommissie 1973 dan, is een gevolg van de fusie-onderhandelingen. Toen die zo'n twee jaar geleden goed op gang kwamen, bleek al gauw, dat er meer zaken overhoop gehaald dreigden te worden dan voor het samengaan van de beide organisaties nodig was. De besprekingen rond die fusie hadden, zo kan men zeggen, het effect van een heilzame schok. Doordat we ons moesten bezinnen op het samengaan, wat een kritische opbouwende houding noodzakelijk maakte, gingen we van zelf ook een zekere afstand nemen tot zaken, die ons anders misschien niet opgevallen zouden zijn, omdat die door de jaren heen een zo vertrouwd beeld vormen, dat we het ziende niet meer zagen. Een verschijnsel, dat ieder uit zijn naaste omgeving kent als hij het zich bewust wordt. Toen dan ook de discussies een veel breder terrein dreigden te gaan beslaan dan voor de eigenlijke fusie nodig was, is tussen rijp en groen onderscheid gemaakt. Rijp was, wat diende voor de harmonisatie van de statutaire en reglementaire regelingen om tot een fusie van de beide Centrale Banken te komen. Dank zij het elimineren van de „groene" discussiepunten, hebben we ons op de „rijpe" kunnen concentreren en daardoor is het enorme karwei van de fusie in korte tijd voor elkaar gekomen. De „groene" loten, die bij talloze besprekingen naar boven kwamen, zijn echter niet onder geploegd. Zij werden bestemd om in de naaste toekomst door een in te stellen structuurcommissie te worden geoogst. Dat zal dus nu gaan beginnen. Anders dan de Commissie Landbouwkrediet van 1957, die vele leden van buiten de toen bestaande beide organisaties telde, zal de Structuurcommissie 1973 geheel uit „eigen mensen" bestaan. De achttien leden worden benoemd door de Centrale Kringvergadering, 12 leden aan te wijzen uit de colleges van bestuur en raad van toezicht van de aangesloten banken en 6 leden uit de directeuren van die banken. De voorzitter van de Raad van Beheer van de Centrale Bank, de heer Mertens, zal als voorzitter optreden. De leden gezamenlijk vormen een evenwichtige vertegenwoordiging van de gehele landelijke organisatie, waarbij er met name op gelet is, dat grote, middelgrote en kleine banken zich alle in de commissie gerepresenteerd kunnen achten. Deze samenstelling duidt er al op, dat de taak van de commissie vooral onze eigen interne structuur betreft. De Commissie Landbouwkrediet had indertijd meel meer met externe aangelegenheden te maken, vandaar dat zij ook uit „buitenstaanders" was samengesteld en'dat Prof. Verrijn Stuart als haar voorzitter optrad. Dit wil niet zeggen, dat de opdracht van de Structuurcommissie 1973 minder belangrijk en omvattend is; zij heeft wel een ander karakter dan die van de Commissie Landbouwkrediet. Met twee soorten „structurele" aangelegenheden zal de huidige commissie zich gaan bezighouden. Die van de aangesloten banken en die van de organisatie als geheel, speciaal ook van de plaats van de Centrale Bank en de aangesloten banken daarin. Alle onderwerpen, die bij de beide soorten ter sprake kunnen komen, willen we niet noemen. We zouden dat ook niet kunnen, want de commissie zal zelf nog wel „structurele vragen" op het spoor komen, die voor ons nog verborgen zijn. In ieder geval zal de aandacht zich vrijwel zeker richten op o.a. het lidmaatschap, de aansprakelijkheid van de leden, het werkgebied, voor zover het de aangesloten banken betreft, en voor wat de organisatie als geheel aangaat, bijvoorbeeld op de vraag of een ledenraad bij de Centrale Bank ingesteld moet worden, of er gedifferentieerd moet worden naar grootte van aangesloten banken, en wat de verantwoordelijkheid en taak van de Centrale Bank moet zijn. Deze en andere onderwerpen komemuitdrukkelijk in de voorgestelde taakomschrijving voor. De commissie heeft in ieder geval een breed terrein, waarover ze haar licht kan laten schijnen. Daar zal ze rustig de tijd voor moeten nemen, want voor haastwerk leent deze materie zich niet. Het werk en in de toekomst het rapport van de commissie zal in ieder geval onze volle belangstelling hebben. Een voorspelling over de inhoud van dat rapport durven we echter niet te wagen. Op de vraag, of de commissie straks waarschijnlijk ingrijpende veranderingen in de structuur zal voorstellen, is ons antwoord: wij weten het niet. We zullen moeten afwachten wat er bij de studie en het onderzoek uit de bus komt. Eigenlijk is de vraag ook onjuist. Zelfs als de commissie geen enkele structurele wijziging aanbeveelt, dan nog kan het werk van de commissie zeer zinvol en vruchtbaar zijn. In dat geval zouden we onze structuur kritisch bekeken en goed bevonden hebben. Acht echter de commissie het gewenst of nodig die structuur min of meer ingrijpend te herzien, dan zullen we daar ongetwijfeld onze winst mee kunnen doen. Voor een schrikreactie zal ook geen reden zijn, want de instelling van deze commissie is een bewuste daad om de hand eens in eigen boezem te steken. Iemand, die dat doet, wordt daarvan alleen maar sterker. Ook een organisatie, die al driekwart eeuw achter zich heeft liggen! Wij zien de Structuurcommissie 1973 als een symptoom van het élan en de energie waarmee wij als - door de fusie - vernieuwde organisatie de komende jaren tegemoet gaan. Wij wensen de commissie in haar werk gaarne een gevolg toe, dat nog vele jaren later vruchten voor ons zal afwerpen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1973 | | pagina 11