[wat ons bezighoudt] wob 4 HULPVERLENING: TWEE STICHTINGEN WORDEN EEN Uil het pre-fusie tijdperk dateren twee stichtingen, die ieder met een soortgelijk doel zijn opgericht. De Utrechtse organi satie kende nl. sinds 1968 de „Stichting 150 jaar Raiffeisen" en door de Eindhovense organisatie werd in 1969 de „Stichting Internationale Ontwikkelingshulp door Boerenleenbanken" in het leven geroe pen. Beide zijn uit dezelfde gedachte ontstaan: het besef, dat wij als coöperatieve banken betrokken zijn bij de noden en behoeften van anderen. Wie de historische opzet van onze banken kent, zal dit besef niet vreemd vinden, al zijn die banken, ook hun oprichters, zich er altijd terdege van bewust geweest, dat zij geen charitatieve instellingen zijn, maar een zakelijk bedrijf voeren. Een sterke sociale betrokkenheid is echter altijd aanwezig geweest en daar om is het zo goed te verstaan, dat de banken van de beide organisaties door hun stichtingen gezamenlijk ook op het gebied van de hulpverlening iets hebben willen doen. De Stichting 150 Jaar Raiffeisen startte met een fonds van 1 miljoen, bijeen gebracht door de banken en de Centrale Bank. Dit vermogen, aangegroeid met de rente, is in een periode van 5 jaar besteed. De gedragslijn daarbij was om ruim de helft van het jaarlijkse beschikbare be drag te besteden voor projecten in het binnenland - gehandicapten - en het overige voor projecten in ontwikkelings landen. Voor dit laatste is veel medewer king ondervonden van de World Council of Credit Unions in de V.S. De Eindhovense Stichting richtte zich, zoals de naam al zegt, uitsluitend op de hulpverlening aan ontwikkelingslanden. Zij streeft ernaar telkens afgeronde pro jecten te financieren, niet van te grote omvang, die een typisch ontwikkelingska rakter hebben en op agrarisch gebied liggen, bij voorkeur in de coöperatieve sector. In de afgelopen jaren zijn met steun van het fonds, dat daarbij geadvi seerd werd door het Centraal Bemidde lingsorgaan voor Ontwikkelingsprojecten in Den Haag, een hele rij projecten ten behoeve van de ontwikkelingslanden gere aliseerd. De voeding van het fonds was anders dan bij de Utrechtse Stichting. In plaats van uit een eenmalig kapitaal, do teerde de Eindhovense Stichting uit het bedrag, dat jaarlijks door vrijwillige bij dragen van de banken en de Centrale Bank werd bijeen gebracht. Gemiddeld is de laatste jaren op deze wijze ongeveer 200.000 voor ontwikkelingshulp beschik baar gekomen, in 1971 zelfs meer dan 300.000. Het is duidelijk, dat nu er één Rabobank- organisatie is gekomen, ook de beide Stichtingen tot één samengevoegd moeten worden. De gedachten van de Raad van Beheer van de Centrale Bank gaan daar bij uit naar één fonds, dat in navolging van de Eindhovense Stichting, jaarlijks bijdragen van de banken en de Centrale Bank ontvangt. Wanneer men daarbij een bepaalde richtlijn volgt, zou deze Stich ting jaarlijks vermoedelijk over ca. 6 ton kunnen beschikken. Dat nieuwe fonds zou uit twee afdelingen kunnen bestaan, ieder met een eigen fi nancieel reservoir. Eén bestemd voor steunverlening aan binnenlandse objecten en de andere bestemd voor projecten in ontwikkelingslanden. De banken en de Centrale Bank zouden op deze wijze zelf kunnen bepalen, waaraan hun bijdrage ten goede moet komen, aan de ene of de andere afdeling dan wel verdeeld over beide. Deze nieuwe opzet lijkt ons zeer goed, al dienen natuurlijk de details nader uitge werkt te worden. De Centrale Kringver gadering wordt hier vanzelfsprekend ook over gehoord, want deze Stichting moet gedragen worden door de hele organisatie. Indien het bestuur van de Stichting uit 7 personen zou bestaan, zouden daarvan 4 personen uit en door de Centrale Kring vergadering kunnen worden gekozen en van de overige drie telkens één worden aangewezen uit en door de Raad van Toezicht, de Raad van Beheer en de Hoofddirectie. Ook hier is dus een nieuwe aanzet. Als banken en Centrale Bank er zich geza menlijk achter zetten - en zouden ze dat niet willen?! - dan zal het een goed werk worden, geheel in de lijn van onze organi satie. COÖPERATIE EN SOCIALE ONTWIKKE LINGEN „Velen realiseren zich nog steeds niet duidelijk genoeg hoe indringend en veel omvattend de werknemersinvloed op het bedrijfsgebeuren al is geworden en in welk een snel tempo deze ontwikkeling in de komende jaren nog verder zal gaan!" Dit was een van de dingen, die mr. F. H. Brust, directeur van de Centrale Bank, de algemene ledenvergadering van het Insti- ONZE ZUSTERBANKEN: Het is goed in dit nummer van ons orgaan de schijnwerpers te richten op het 75- jarig jubileum, dat op het punt staat herdacht te worden. Uniek is daarbij dat de viering plaats heeft op de eerste Algemene Vergadering van de Centrale Raiffeisen-Boerenleenbank. De betekenis van dit jubileum gaat veel verder dan dat het feit slechts van belang zou zijn voor de inmiddels verdwenen centrale banken: Utrecht en Eindhoven. In feite is dit namelijk het jubileum van de gehele organisatie en wij willen gaarne uiting geven aan onze blijdschap en dankbaarheid, dat we dit jubileum nu mogen vieren als één organisatie. Het accent valt dan zowel op de initiatieven van 75 jaar geleden, waarbij men kwam tot de voor die tijd misschien logische, doch voor ons gevoel wat vreemde beslissing tot oprichting van twee centrale banken, alsook op de gebeurtenissen van de jaren 1970/1972, die uiteindelijk resulteerden in het fusiebesluit. De eerste Algemene Vergadering van de nieuwe Centrale Bank kan daardoor ook tegelijk in volle zin zijn de manifestatie van 75 jaar georganiseerd coöperatief bankwezen. Met grote vreugde zullen wij als lokale banken dit feest meevieren. De idealen van het kleine groepje mensen, dat 75 jaar geleden begreep, dat er een samenbundeling van krachten moest komen, zijn ook vandaag nog levend en actueel. Wij zullen ze op moderne wijze vertalen en ze gestalte geven in de bank van morgen. Wij menen, dat er alle aanleiding is ons, ter gelegenheid van dit jubileum, op waardige wijze in breder kring te presenteren. Met vertrouwen zien wij daarom uw reactie tegemoet op hetgeen wij u eerder bij afzonderlijke brief hebben gevraagd. Namens de Herdenkingscommissie Reintjes, Leunen Dreschler, Sloten

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1973 | | pagina 6