36 intermezzo bescheiden kassier moeilijkheden vervolg uit onze historie worden bestudeerd want voorzichtigheid is de moeder van de porceleinkast. Moest het Utrecht, Eindhoven of Alkmaar zijn? Dies kwam de heer van Benthem van de Alkmaarsche Centrale eens een avondje praten, beantwoordde een grote hoeveel heid op hem afgevuurde vragen, wist over de andere centrales afkeurenswaardige (uiteraard) zaken te vertellen en deed dat zo goed dat Egmond-Binnen zich in febru ari 1905 bij Alkmaar aansloot. Wat was nu die Centrale Bank te Alk maar? De Centrale te Alkmaar was ook al weer een gevolg van onenigheid en wel terzake van de mate van aansprakelijkheid van de aangesloten lid-banken. Die aansprakelijkheid was reeds meer dan eens bij de Utrechtse organisatie ter spra ke gekomen. Zo ook in 1903 toen, na uitvoerige discussie, een beperkte aanspra kelijkheid werd aanvaard die gekoppeld was aan het aantal aandelen in het kapitaal van deze Centrale Bank en dat nog wel tot een bepaalde grens. Evenzo werd een grens gesteld aan de mate waarin aangesloten banken bij hun Utrechtse centrale in het krijt mochten staan. Deze statutenwijziging werd een muis met een ongedacht lange staart in de vorm van een afscheiding en het stichten van een centrale bank te Alkmaar, want in Noord- Holland vonden velen dat de onbeperkte aansprakelijkheid een zeer voorname pij ler is voor een werkelijke coöperatie. Wognum en De Rijp waren de initiatiefne- mende banken tot het stichten van de Coöperatieve Centrale Christelijke Boe renleenbank te Alkmaar die in 1916 de naam „Coöperatieve Centrale Land- en Tuinbouwbank" kreeg en in 1919 werd omgedoopt tot „Coöperatieve Centrale Landbouwbank". In 1907 werd statutair bepaald dat aange slotenen konden zijn Boerenleenbanken in de provincies Noord- en Zuid-Holland die erkend zijn door de Provinciale Boeren bonden in die provincies; vanaf 1918 kon den leden zijn, de Boerenleenbanken die reeds lid waren (een grote geruststelling) en R.K. Boerenleenbanken en Land- en Tuinbouwbanken. Aan deze Alkmaarse Centrale was geen lang en voorspoedig leven beschoren. Vanaf 1917 werden enorme koersverliezen op effecten geleden en er werden meer gelden opgevraagd dan gedeponeerd. In eind 1924 moest dan ook tot liquidatie worden besloten. De liquidatieprocedure werd eerst in 1942 afgesloten. Dit was het droevige eind van een financieel avontuur. Een groot aantal aangesloten banken ging over naar de Einhovense organisatie; een evengroot aantal voegde zich bij „Utrecht" en enkele, zoals Egmond-Binnen bleven voorlopig zelfstandig voortbestaan. Egmond-Binnen begon al goed met een schuld aan de Centrale van 2000,- per juni 1905. Om over de schrik heen te komen werd in april 1906 nog eens 3500,- opgenomen. Daar was de Centra le per slot van rekening dan ook voor opgericht. Egmond-Binnen groeide voorspoedig en vanzelfsprekend namen de werkzaamhe den hand over hand toe. Dus vroeg de kassier heel bescheiden, zijn salaris van 25,- op 35,- per jaar te willen bren gen. Hierover moest nodig gediscussieerd wor den totdat iemand heel helder opmerkte dat Kassier al lang recht had op 50,- per jaar. Waarschijnlijk gevolgd door be schaamde stilte, maar de geachte psreker had wél gelijk. En dan dat vervelende juridische gedoe. Moesten wijzigingen in het ledenregister nu ja of nee aan het Kantongerecht wor den doorgegeven? Centrale Bank, Bank, Kantongerecht en Inspecteur spreken el kaar allemaal tegen. Maar er is toch eigenlijk niets op tegen om de wijzigingen nóg eens op te zenden en „vanaf het volgend jaar de rommelkamer bij de grif fie maar te helpen vullen"? En het is ook vervelend dat de Eerwaarde Heer Pastoor zich niet meer verkiesbaar mag laten stellen als bestuurslid omdat door het opperste Kerkbestuur is bepaald dat geestelijken geen functie mogen be kleden in het Beheer van een Leenbank. En de jaren vliegen als een schaduw heen met ups en downs met voorspoeden en tegenslagen. In 1919 is de Centrale te Alkmaar nog vol goeden moeds. Want „In no. 45 van den lopenden jaar gang van het Algemeen Land- en Tuin bouwblad zult u gelezen hebben, dat on dergetekende is aangesteld tot In specteur-propagandist". Ondergetekende is dan de heer H. J. Ganzeboom die tot taak kreeg nieuwe banken op te richten, bestaande banken te inspecteren maar ook bestaande banken uit te breiden. De heer Ganzeboom wil volgaarne een woord tot opwekking ko men spreken en vertrouwt op medewer king in deze. In een circulaire van mei 1920 verkondig de de Centrale te Alkmaar dat propagan da zeer zeker vruchten kan afwerpen maar dat aan die propaganda een zeer grote moeilijkheid in den weg staat nl. het nadelig saldo ontstaan door afschrijving op effecten. Het is dus nodig de reeds genoemde „steen des aanstoots" uit de weg te ruimen. Dat is allemaal heel openhartig en sympathiek maar er wordt ook aan de aangeslotenen gevraagd het met bekwa men spoed hierheen te leiden dat nadere voorstellen kunnen worden behandeld. En deze moeten dan vanzelfsprekend behel zen dat het verlies op een of andere wijze Van 1936 tot 1958 was dit gebouw aan de Peperstraat de zetel van de bank door de aangesloten banken wordt opge vangen. Het werd allemaal wel heel erg moeilijk. De Centrale te Eindhoven wilde wel hel pen, mits de lokale banken het verlies geheel voor hun rekening nemen en een uittredend lid ook garant blijft voor zijn deel in het verlies. Het was alles tevergeefs. De rollende wa gen was niet meer tegen te houden. Op 6 juli 1921 werd dan ook gerappor teerd dat op de Algemene Vergadering van de Centrale te Alkmaar in beginsel is besloten tot aansluiting bij de Centrale te Eindhoven. Nog op 9 juni 1923 werd een algemene vergadering te Alkmaar belegd met als agendapunt: „De aangesloten Banken be talen het verlies der Centrale zoals dit luidt volgens de balans per 31 Dec. 1922. Deze betaling geschiedt óf in contanten óf door een schuldbekentenis te tekenen. Dat wil nog al wat zeggen bij een verlies van 5 a 6 ton! De strop was groot voor Egmond-Binnen en andere banken. Dat belette niet het 25- jarig bestaan van de Bank feestelijk te herdenken. Men moest, volgens de Kassier maar niet achteruit zien maar, door on derlinge samenwerking trachten het gele den verlies te boven te komen. (Dat blijkt dan ook lofwaardig te zijn gebeurd!) Enfin, er zal een buitengewone algemene vergadering worden gehouden op 12 de cember 1924 als voorbereiding op de liqui datievergadering van de Alkmaarse Cen trale. De leden van de Bank vinden dat hun afgevaardigden geen vrij mandaat moeten krijgen t.a.v. de vraag bij welke Centrale men zich nu moet gaan aanlsuiten. Die vraag is wat Egmond betreft dus open gebleven tot 1959. Voorwaar een fikse tijd om dit belangrijke vraagstuk te bestude ren. Met enige fantasie kan men Raiffeisen's uitspraak van 1866 toepassen op de om zichtigheid waarmee Egmond-Binnen werd bestuurd. Raiffeisen zei het volgende: „Hoe zegenrijk de verenigingen ook wer ken, men kan daarvan geen wonderen, geen plotselinge gunstige veranderingen verwachten. De goede invloed kan slechts langzaam tot stand komen. Wanneer het bestuur voorzichtig handelt, volgt het goe de resultaat zeer zeker.Tb.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1973 | | pagina 38