33 voorzichtigheid Van boven naar beneden: Kloosterhoeve, het bankgebouw tussen 1910 en 1936 De heer W. J. van Apeldoorn (links), die tussen 1910 en 1934 kassier was, had veel belangstelling voor de opgravingen rond de ruines van de oude Abdij van Egmond Zomerse koestal, schoon en huiselijk ver sierd Ontvangstkamer van de bank in de twin tiger jaren getuigen dat de belangen van bank en leden zeer stipt werden behartigd. Zo werd bij Egmond-Binnen nogmaals be nadrukt dat gecombineerde vergaderingen van de bestuurders, óók wanneer het detailzaken betrof, het best waren voor het bewaren van het bankgeheim (Dan behoefde dat „geheim" ook niet per gede legeerde een keer extra „over de straat", begrijpt u?) Het past ook niet, het bankgeheim te torpederen door buiten de bank te laten doorschemeren of iemand er al of niet warmpjes bij zit. Dat kan tot ongewenste conclusies leiden. Dus: slot op de mond asjeblieft. Ook moet men de bankactiviteiten niet buitenissig uitbreiden dus werd een aan vraag tot een lening van 800,- voor het bouwen van een huis afgewezen. Daarbij kwam nog dat het bestuur te klagen had over het inleggen van spaargelden (waar het gehele bankbedrijfje toch van afhan kelijk was) waardoor soms geen gelden beschikbaar waren om uit te lenen. Aan de algemene vergadering op zondag 21 april 1901 werd verteld: „Over het sparen evenwel viel minder te roemen. Sommigen nl. legden, wanneer zij lid werden een zeker bedrag in omdat dit móest, maar brachten daar dan niet meer bijen daarbij maakte het dat er soms geld moest worden opgenomen waarvan dan de rente de gemeente uit ging. Dat was een waar woord want in oktober 1901 kwam men inderdaad ƒ450,- te kort aan liquide middelen. „Gelukkig verklaren enige heren zich ter stond bereid een zeker bedrag beschikbaar te stellen, waarmee in deze nood was voorzien". (Ditzelfde gulle gebaar is in later jaren nog een of tweemaal her haald). De gedachte aan een Centrale Bank bleef maar voortleven („voortzeuren" klinkt zo onaardig) Een uitnodiging tot een bijeen komst, afkomstig van de bank De Rijp werd gemakshalve maar als kennisgeving aangenomen en was het nu zo nodig dat de Boerenleenbank ene vereniging zou aangaan met de Boerenbond? Daar was wel geen bezwaar tegen in te voeren en dit was gemakkelijk te realiseren maar dan als éénrichtingverkeer nl. dat de Boe renbond lid zou worden van de Boeren leenbank. Bovengenoemde spaarklacht is blijkbaar wel ter harte genomen want in februari 1902 deponeerde men 500,- bij de Noorderbank. Op het bestaan van spaarboekjes werd nogmaals gewezen na een lezing door den heer Brouwer over Aard, Nut, Werking en Inrichting van de Boerenleenbank. Deze heer toonde aan en wees op de zedelijke verplichting voor rijken, zowel als voor minder gegoeden, krachtig mede te wer ken een zo nuttige Vereeniging te steunen en tot meerdere bloei te brengen. Nadat men aldus moreel gesterkt was werd gevraagd of de bank aangesloten is bij „de" Centrale. Het wekt enige verwon dering dat het antwoord ontkennend luid de omdat „er voor de Bank geen aanlei ding bestond tot aansluiting over te gaan". Wil de bank echter blijven bestaan dan moeten de leden tonen dat het hun eigen bank is o.a. door getrouw bezoek van de vergaderingen. Doen ze dat niet dan moet maar boete worden betaald. Dat behoefde niet door een zakenman die 's zondags zijn winkel open had, dat behoefde ook niet door een stokdove, dat behoefde evenmin door vrouwen, maar de boete moest wel betaald worden door een lid dat vroeg naar bed wilde omdat hij de volgende dag ter koemarkt wilde gaan. Een vergadering, belegd op 3 juli 1903 met het doel „om te trachten voor de Provin cie Noord-Holland ene vereniging te ver krijgen van niet bij een centrale aangeslo ten banken" pakte uit als een voorstel tot het oprichten van een bank, werkende voor en met verenigingen benoorden het IJ. De voorwaarden waren echter zo slim opgezet dat voor de „hoofdbank" weinige kansen op schade en voor de „leenban ken" weinige rechten zouden overblijven. Dit snode plan vond dientengevolge bij de nuchtere Egmonders „juist niet de meeste instemming". Niet alle banken in Noord-Holland werden zo serieus bestuurd, want een aantal kon het niet volhouden dus moest de Noorder bank in 1903 het depot maar terugbetalen daar het „springen" van enige banken in de omgeving grote voorzichtigheid nodig maakte. Hoe het aldus vrijgekomen geld belegd moest worden zou de toekomst wel uitwij zen. Door de Provinciale Noordhollandse Boe renbond werd inmiddels een concept op gemaakt voor een reglement tot centrali satie van Boerenleenbanken en deze Cen trale werd dan ook opgericht in maart 1904. Voor Egmond-Binnen was er geen reden een afgevaardigde naar de oprich tingsvergadering te sturen omdat daartoe een voorwaarde was dat de bank door de Boerenbond erkend moest zijn. Dat was niet het geval. Mocht aansluiting alsnog nodig en moge lijk worden dan had de algemene verga dering van 27 april 1904 daar geen be zwaar tegen. Bestuurders en leden waren het over het algemeen goed met elkaar eens, maar soms ontmoette het bestuur wel eens kwade gezichten. Zo ook van een lid dat bepaald wenste te weten waarom zijn leningaanvraag was afgewezen. U kent het antwoord al. „Bankgeheim" en daarmee moest hij maar tevreden zijn. Het steeds maar hameren op hetzelfde aansluitingsaambeeld had toch wel tot gevolg dat men tegen een Centrale Bank niet meer geheel en al afwijzend bleef staan. Welke moest het worden? Dat moest nog maar eens een keer grondig lees verder pag. 36

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1973 | | pagina 35