de nieuwe structuur van de
coöperatieve centrale
raiffeisen-boerenleenbank
15
drs. i. a. van doorn, verbonden aan raadgevend bureau berenschot b.v.
de doelstellingen van de
organisatie
functies van de centrale bank
Gedurende de tweede helft van 1972 heeft het Raadgevend Bureau Berenschot een
onderzoek gedaan naar de meest wenselijke structuur voor de door de fusie ontstane
Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Boerenleenbank. In 1973 zal de Centrale Bank worden
geherstructureerd op basis van het uitgebrachte organisatiestructuuradvies. Het doel
van dit artikel is om een beknopt overzicht te geven van de achtergronden die aan
dit structuuradvies ten grondslag liggen.
Alvorens in te gaan op de rol van de
Centrale Bank is het noodzakelijk de
doelstellingen van de gehele organisatie te
beschouwen. Deze zijn kort samengevat de
volgende:
1. Het verschaffen van financiële midde
len primair ten behoeve van bedrijfs- en
beroepsuitoefening, secundair ten behoeve
van gezins- en/of overheidshuishoudin-
gen.
2. Het verkrijgen van de voor het actieve
bedrijf vereiste middelen.
3. Het verlenen van financiële en aanver
wante diensten, welke op de markt (retail
en Wholesale) kunnen worden afgezet met
gebruikmaking van het distributie-appa
raat van de Raiffeisen-Boerenleenbankor-
ganisatie.
4. De verwezenlijking van bovenstaande
doelstellingen vindt plaats binnen het ka
der van het streven naar continuïteit ten
behoeve van de belangen van leden, overi
ge cliënten en werknemers.
De organisatie is opgebouwd uit een groot
aantal autonome aangesloten banken, die
te zamen een Centrale Bank in het leven
hebben geroepen. Deze is belast met de
uitoefening van een aantal functies, die
beter centraal dan in ieder van de aange
sloten banken afzonderlijk kunnen wor
den uitgeoefend.
leder van de aangesloten banken tracht de
hierboven genoemde doelstellingen te rea
liseren op haar eigen lokale markt. Hier
naast ziet de Centrale Bank toe op een
zodanige afstemming van de activiteiten
der aangesloten banken, dat het resultaat
voor de organisatie als geheel optimaal is.
De coöperatieve structuur verleent aan de
rol van de aangesloten bank op zijn markt
een aparte dimensie.
Ten eerste is er een relatie tussen de
leden, die zowel zakelijke transacties als
wederzijdse ondersteuning tot doel heeft.
Ten tweede is er een betrokkenheid tussen
de leden en de bank; beiden vinden baat
bij de voorspoed van de ander en zijn
afhankelijk van elkaar. Dit staat in tegen
stelling tot een zuiver zakelijk cliënt-
bank-relatie, waarbij de cliënt zijn beden
kingen jegens de doelstellingen van de
bank kan koesteren.
Ten derde is er de relatie tussen de
medewerkers van de aangesloten banken
ten opzichte van elkaar. Deze krijgt in
houd door het maatschappelijk engage
ment van de bank tot haar eigen lokale
markt en door de autonomie van de
bank.
De hierboven genoemde historisch ge
groeide situatie is echter onderhevig aan
een aantal ontwikkelingen, die het nood
zakelijk maakt om de rol van de aange
sloten banken ten opzichte van hun mark
ten opnieuw te bezien en af te stemmen
op de ontwikkelingen, die in de markten
zullen plaatsvinden.
Voorbeelden van bovengenoemde ontwik
kelingen zijn:
- verzakelijking van de cliënt-bank-re-
latie;
- toenemende anonimiteit van de cliënt:
- concurrentie door andere bankinstel
lingen;
- vervaging van de oorspronkelijke
marktsegmenten;
- vermindering van de wederzijdse af
hankelijkheid tussen cliënt en bank;
- standaardisatie en verzakelijking van
de dienstverlenning;
- technische en bedrijfseconomische ont
wikkelingen in het bankbedrijf die cen
tralisatie stimuleren, ondanks het feit da'
dit niet in alle gevallen noodzakelijk be
hoeft te zijn.
De band tussen de Raiffeisen- en Boeren
leenbanken is de coöperatieve gedachte.
De organisatie zal als geheel een antwoord
op de bovenstaande ontwikkelingen moe
ten kunnen geven, aangezien hierdoor de
coöperatieve gedachte en het engagement
tussen de banken en hun markten in hoge
mate zal worden beïnvloed.
Ook in de toekomst zal de cliënt zich in de
bank moeten kunnen herkennen, terwijl
de inzet van de medewerkers der banken
gebaseerd moet zijn op doelstellingen die
de rol van de aangesloten banken voor
alle betrokkenen duidelijk maken.
Door de bovengenoemde ontwikkelingen
zal in de gehele organisatie het accent
komen te liggen op activiteiten zoals de
ontwikkeling van een lange termijn stra
tegie, markt- en produktontwikkeling, kos
tenverlagende maatregelen en de ontwik
keling van informatiesystemen. Dit alles
zal tot een voortdurende streven leiden
om het management der aangesloten ban
ken en dat van de Centrale Bank te
versterken.
Beleidsfunctie
De hiervoor genoemde doelstellingen van
de gehele organisatie gelden zowel voor
ieder der aangesloten banken afzonderlijk
als voor de Centrale Bank.
Toch is er een wezenlijk verschil in de
wijze, waarop de aangesloten banken en
de Centrale Bank deze doelstellingen na
streven. De Centrale Bank streeft ernaar
deze doelstellingen voor de organisatie als
geheel zo goed mogelijk te realiseren. De
individuele aangesloten bank echter zal
als onderdeel van de organisatie deze
doelstellingen zelf maximaal nastreven.
Indien onderlinge afstemming van de acti
viteiten der aangesloten banken achterwe
ge blijft zal het resultaat van deze activi
teiten voor de organisatie als geheel aller
minst optimaal zijn. Het is dus noodzake
lijk dat er een beleid voor de gehele
organisatie wordt bepaald, waarvan het
beleid van de aangesloten banken een
afgeleide zal moeten zijn.
Dit beleid voor de gehele organisatie komt
als volgt tot stand:
- het lange termijnbeleid wordt vastge
steld door de Raad van Beheer op basis
van de beleidsvoorbereiding door de Cen
trale Bank;
- tijdens de beleidsvoorbereidingsfase
vindt overleg plaats met de kringen en de
Centrale Kring;
- het beleid wordt goedgekeurd door de
Algemene Vergadering, die hiertoe advies
inwint bij de Centrale Kring;
- De Raad van Toezicht ziet toe op de
implementatie van dit lange termijnbeleid.