werken tussen mensen en banken mr. ph. c. m. van campen 27 coöperatieve jaren 8 Wie, zoals wij, het voorrecht heeft gehad de heer Van Campen enige tijd voor een aangelegenheid in beslag te mogen nemen, zal ons herinneringsbeeld herkennen: onze gastheer, in een gemakkelijke stoel, de ogen door het raam naar buiten op de verte gericht, bedachtzaam, zonder overhaasting zijn woorden formulerend, nooit hakkelend, soms met een pauze om na te denken, bouwend aan een logisch betoog, dat af en toe door een enkele handbeweging onderstreept wordt. De aanleiding van ons bezoek, waarvoor de heer Van Campen ons bij zich thuis in Lieshout heeft willen ontvangen, was natuurlijk diens aftreden als hoofddirec teur van de Centrale Bank. Men weet, het is geen radicaal afscheid, want de heer Van Campen blijft als adviseur zijn diensten beschikbaar stellen. Wel is dit terugtrekken uit de hoofddirectie voor ons, en dat zal ook voor de heer Van Campen zelf gelden, een zeer ingrijpende verandering. Immers de heer Van Campen heeft zich - dat weet men in „Eindhoven", dat wist men in het vroegere „Utrecht" - door zijn visie en enorme werkkracht een zeer gezaghebbende plaats verworven in het coöperatieve bankwezen, de brede coöperatie-wereld en ook op vele terreinen daar buiten. Hij is, zo mogen we het wel zeggen, de voornaamste architect geweest, van wat het vroegere „Eindhoven" in de periode van na de oorlog tot vlak voor de fusie is geworden. En daarmee hebben wij veel gezegd, maar niet alles. Want de heer Van Campen is een zeer veelzijdige figuur, moeilijk te doorgronden misschien, met een zeer brede belangstelling. Bankdirecteur gedurende 27 jaar, was hij een bouwer, een organisator, een doordouwer misschien, een man met een doel voor ogen, een besluitvaardige, maar ook een man, die inspirerend en vertrouwen wekkend op de anderen werkte, die aan overleg hoge waarde hechtte. Een man, die de diplomatie terdege weet te hanteren, belezen in de historie maar ook genieter van avonturenromans, francofiel en reislustig, levend in en meewerkend aan de actuele ontwikkeling op tal van gebieden. Eén kant moeten wij niet vergeten te noemen. Uit „Eindhovense" kring is ons bekend, dat een personeelslid altijd bij de heer Van Campen terecht kon, als hij met persoonlijke moeilijkheden zat. Daar was tijd voor, daar was begrip voor, daar werd zo mogelijk door de heer Van Campen altijd hulp geboden! De heer Van Campen zei ons iets wat hier heel goed bij aansluit: „Ik heb het in mijn leven als een weldaad en een voorrecht ondervonden voor mensen te mogen werken, speciaal in het coöperatieve bankwezen. We hebben daar immers geen directe relatie tussen werken en verdienen. Je mag dat een prettig gevoel noemen, ik heb het altijd als een motivatie en een stimulans ervaren om in direct contact met overwegend eenvoudige mensen, denk aan bestuursleden, leden en cliënten van plaatselijke banken, mijn werk te mogen doen". Hoe is, in vogelvlucht, de ontwikkeling tijdens uw direc teurschap geweest? Toen ik in begin 1946 directeur werd, kwam ik niet met de concrete gedachte, dat mijn bijdrage zou mogen leiden tot wat nu de fusie van 1972 geworden is. Natuurlijk niet. Je trof een organisatie met overwegend kleine banken aan en al spoedig besefte ik, dat het toenmalige keurslijf van de boerenleenbanken geen reële ontplooiingsmoge lijkheden bood. Enerzijds ben ik me er altijd van bewust geweest, nu nog, dat de coöperatieve grondslag, dat is het in de gemeenschap van een beperkt werkgebied geworteld zijn van iedere plaatselijke bank, behouden moet blijven. Anderzijds werd duidelijk, dat de banken een ruimere bancaire taak moesten hebben. In de 50er en 60er jaren is toen een geweldige expansie begonnen, hand in hand met de urbanisering van het platteland. Iedere zaterdagmorgen hadden we als directie contact met de van het platteland terugkerende inspec teurs. Daar wisselden we ideeën uit en werden de grote lijnen onderkend. Ik zelf zat dan meestal op het vlak van een bureau, anderen op stoelen, sommigen stonden terwijl we overlegden. Geleidelijk zijn zo de cirkels van de werkingssfeer ruimer getrokken, want we waren het erover eens, dat de banken een breder terrein moesten krijgen, ook al omdat er een relatieve daling in de betekenis van de landbouw voor ons economisch leven intrad. Statuten en reglemen ten werden herhaaldelijk aangepast en in een snelle, stormachtige evolutie werden de boerenleenbanken tot bank voor iedereen, bank zowel voor het bedrijf als voor het gezin. Bancair is deze ontwikkeling dus een succes geweest? Dat lijkt me juist, ik geloof dat de coöperatieve banken een geslaagde ontwikkeling hebben doorgemaakt. We

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1973 | | pagina 10