(wat ons bezighoudt)
wob
wob
3
GEWIJZIGD RENTE-ADVIES
De stijging van de rentestand op de kapi
taalmarkt in de laatste maanden heeft
geleid tot een algemene verhoging der
tarieven voor termijnspaargelden bij de
handelsbanken.
Het advies van de Centrale Bank aan de
aangesloten banken ten aanzien van de
rente voor deze gelden is per 1 maart met
'A V2 verhoogd.
Geconstateerd moet worden dat op de
spaargeldmarkt in het laatste anderhalf
jaar allesbehalve sprake is van rust. Zo
werd er 1 januari 1972 door de Centrale
Bank geadviseerd de rente voor spaargel
den met een langere opzeggingstermijn
dan 3 maanden te verlagen met V2
gevolgd door een advies om per 1 juli 1972
wederom de desbetreffende rentepercenta
ges met V2 en de rente voor gelden met
3 maanden opzegging met V< te verla
gen.
Als gevolg van de thans met ingang van 1
maart 1973 geadviseerde renteverhoging is
praktisch het niveau van het per 1 januari
1972 geldend advies weer bereikt.
Door dat de Rijkspostspaarbank en enkele
bondsspaarbanken, zulks in tegenstelling
tot de handelsbanken en vele andere
bondsspaarbanken, in beperkte mate de
daling der rentestand in de tarieven voor
termijnspaargelden tot uitdrukking brach
ten, heeft een aantal aangesloten banken
uit hoofde van concurrentie-omstandig-
heden gemeend de hierboven genoemde
geadviseerde renteverlagingen niet volledig
te kunnen opvolgen.
Een voordeel van de thans geadviseerde
renteverhoging is dat de zo gewenste uni
formiteit in de rentetarieven er door zal
worden bevorderd, zowel binnen onze or
ganisatie als op de gehele spaargeld-
markt.
Een nadeel voor onze organisatie is dat
voorshands de marge tussen debet- en
creditrente daalt en daardoor de rentabili
teit nadelig wordt beïnvloed.
Aan een verhoging der debetrente per 1
juli a.s. zal niet ontkomen kunnen wor
den. Om deze reden is reeds thans het
advies t.a.v. de rente voor nieuw te ver
strekken leningen 'A'/o hoger gesteld dan
voor bestaande leningen.
De in de laatste anderhalf jaar geadvi
seerde renteverlagingen voor termijn
spaargelden zijn mede ingegeven om de
geldnemers te kunnen doen profiteren van
de daling der rentestand. Zo daalde in
deze periode de geadviseerde rente voor
hypotheken op huizen voor eigen bewo
ning van 8V4 °/o tot 73/4 °/o.
Zowel in het belang van de rentabiliteit
als van de uniformiteit verzoeken wij de
aangesloten banken het advies ten aanzien
van de creditrente te volgen, de geadvi
seerde debetrentetarieven als minimale ta
rieven te zien en reeds thans rekening te
houden met een nadere aanpassing der
debetrente voor alle posten per 1 juli a.s.
Het desbetreffende advies zal in de loop
van de maand april worden uitgebracht.
TOEKOMSTIGE STRUCTUUR
De kans bestaat dat de lezers het niet
meer begrijpen. Het opschrift hierboven
gewaagt van een structuuronderzoek, nota
bene, terwijl de fusiebesluiten nog kers
vers achter ons liggen en de rapporten
van het organisatie-adviesbureau Beren
schot betreffende de structuurherziening
van de Centrale Bank nog nauwelijks in
de besluitvorming zijn verwerkt. Is het
leven en werken zo moeilijk geworden,
dat wij permanent aan het strucureren
blijven?
In zekere ziri: ja. Een organisatie, die een
dynamische ontwikkeling doormaakt,
blijft bezig met het uitzetten van nieuwe
bakens. De fusie is rond, althans bij de
Centrale Banken. De verwerking van de
fusiebesluiten vindt nog voortgang, mede
door inschakeling van het Bureau Beren
schot. Het gaat bij dit laatste in het
bijzonder om de interne organisatorische
verhoudingen bij de nieuwe Centrale
Bank. Deze structurele zaken laten wij
hier rusten. Wat we niet kunnen laten
rusten zijn de structuurvragen, die bij het
beraad over de fusievoorstellen in de
voormalige organisaties van Eindhoven en
Utrecht naar voren zijn gekomen. Tijdens
dat beraad kon aan de vragen onvoldoen
de aandacht worden geschonken, omdat
de onderwerpen te belangrijk waren om
ze na summier onderzoek af te doen. Ook
was het organisatorisch minder juist om
belangrijke onderwerpen betreffende de
interne verhoudingen bij de plaatselijke
banken en betreffende de onderlinge rela
ties en orgaanopbouw binnen het patroon
van de gehele organisatie aan de orde te
stellen op een moment, waarbij de besluit
vorming nog afzonderlijk in de twee orga
nisaties moest plaatsvinden. Nu gelden
deze bezwaren niet meer. Het is daarom
goed aan de bezinning, die vanuit de orga
nisatie is gevraagd, ruimte te geven door
een commissie in te stellen, die over nader
te formuleren structuurvragen advies kan
uitbrengen. Welk vragenpakket daarbij
aan de orde zal komen, laat zich nu nog
niet omschrijven. Ook daarover zal de
commissie zich moeten beraden. Wel is er
reeds een aantal vragen in portefeuille,
zoals het al of niet wenselijk zijn van de
invoering van een ledenraad, de positie
van de raad van toezicht bij de plaatselij
ke bank en in samenhang daarmee ook de
positie van het bestuur en van de direc
teur.
Ook is van de kant van aangesloten
banken eerder in overweging gegeven om
differentiatie op basis van verschillen in
grootte van lokale banken in de statuten
in te voeren.
Hoewel niet gezegd kan worden dat er
grote haast is met het instellen van een
structuurcommissie - tenslotte is er nog
nauwelijks ervaring met de nieuwe statu
ten en reglementen opgedaan - is het
toch goed de bezinning over de structuur
niet op de lange baan te schuiven. Het is
te verwachten dat in één van de komende
centrale kringvergaderingen het onder
werp „structuurcommissie" een agenda
punt zal zijn, waarbij in het bijzonder aan
de orde komt de benoeming van de leden
en de opdracht aan de commissie te verle
nen. Later in het jaar kan dan de installa
tie plaatsvinden, zodat de werkzaamheden
in het najaar goed van start kunnen
gaan.
HARMONISERING EN VERDERE BEZIN
NING
Een van de moeilijkste onderwerpen bij
onze fusie is geweest de harmonisering
van de arbeidsvoorwaarden, waaronder de
duizenden personeelsleden van onze ban
ken werkzaam zijn. De bekende „Commis
sie van 24" heeft zich daar zeer intensief
mee beziggehouden en op basis van haar
bevindingen zijn per 1 januari jl. aan alle
aangesloten banken dezelfde adviezen be
treffende „de primaire en secundaire ar
beidsvoorwaarden voor het bankperso
neel" verstrekt.
De „Commissie van 24" heeft een gedegen
stuk werk verricht. Daar is iedereen het
over eens. De harmonie is als het ware in
een partituur neergelegd. En zo'n parti
tuur is natuurlijk een ingewikkeld stuk,
dat gemakkelijk vragen kan opwerpen.
Wij begrijpen dan ook best, dat onlangs de
besturen van een zestal banken in Fries
land door een rondschrijven hun collega's
van de zusterbanken deelgenoot hebben
willen maken van enkele twijfels, die bij
hen gerezen zijn omtrent een aantal pun
ten van de harmonisatie. Wel hebben wij
het onjuist en ook ongewenst gevonden,
dat deze banken hun zaak niet via de
daarvoor geschapen overlegstructuur van
kringen en Centrale Kringvergadering