geld- en kapitaalmarkt 34 b. van der meer en mevr. mr. h. besangon geldmarkt obligatiemarkt Berichten over valutacrises, zwevende koersen, sluiting van deviezenmarkten, internationaal monetair overleg, een tender in schatkistpapier, dollardevaluatie, pariteit enzo voort zijn aan de orde van de dag. In deze reeks valt de tender in schatkistpapier beslist uit de toon, niet alleen omdat hij niet in dit rijtje thuishoort, maar ook omdat er in lange tijd geen sprake van is geweest. Om precies te zijn in augustus 1971 werd voor het laatst schatkistpapier afgegeven voordat op 19 februari jl. be kend werd dat bij het Agentschap van het Ministerie van Financiën kon worden ingeschreven - door middel van een tender - op vier- zowel als vijfjaars schatkistbiljetten. Be slist een belangrijk bericht voor de geldmarktpartijen. Schatkistpapier vervult een belangrijke functie in de geld markt waar het gebruikt wordt voor het geven van onder pand voor opgenomen gelden. Het heeft om deze reden en ook omdat het onder bepaalde voorwaarden gemakke lijk bij De Nederlandsche Bank is te verdisconteren, een hoge liquiditeitswaarde. Vooral banken en discontohande laren plegen een voorraad papier (portefeuille) aan te houden met een opbouw naar vervaldatum (échelonne- ment), gebaseerd op prognose en door ervaring bekende eigen behoeften. Men ging er hierbij stilzwijgend vanuit - gesteund door het feit van de reeds jarenlang regelmatige afgifte - dat op continuïteit gerekend kon worden. Door een onderbreking van de afgifte gedurende ruim anderhalf jaar zijn de portefeuilles sterk verminderd en is het éche- lonnement verstoord. Begrijpelijkerwijze was de belang stelling voor de jongste afgifte dan ook erg groot. Geschat wordt dat er voor 1 a 1,5 miljard werd ingeschreven. De toewijzing bedroeg voor het vierjarig papier (rente 4'/,6%) 72 miljoen en voor de vijfjaars biljetten (rente 4%%) 232 miljoen. Tegen de achtergrond van een zeer ruime geldmarkt (dollars) een bescheiden bedrag. De rente voor beide soorten papier wordt in de markt aan de lage kant geacht; gedacht werd aan ongeveer 47/s% en 5'/. Belangrijker dan de afgifte op zich lijken een aantal as pecten die eraan vastzitten: a. Schatkistpapier komt kennelijk nog steeds in aanmer king als financieringsmiddel voor de Staat. b. De afgifte van zowel vier- als vijfjarig papier opent in beginsel de mogelijkheid tot herstel van het échelonne- ment. Als men deze feiten combineert met de belangrijkste rol die het schatkistpapier zal gaan spelen in de regeling voor de kredietbeheersing, waaromtrent De Nederlandsche Bank in onderhandeling is met het bankwezen, dan lijkt optimisme tot een terugkeer naar een „regelmatiger" af gifte van schatkistpapier gerechtvaardigd. Het langzamerhand tot „normaler" proporties terug kerende saldo van het Rijk en de veelal qua kassaldo voor de schatkist moeilijke maanden april tot en met augustus zullen hieraan niet vreemd zijn. Tevens moet het verlies dat De Nederlandsche Bank door de devaluatie van de dollar geleden heeft 520 miljoen) door het Rijk aan de Bank worden betaald. Door de valutacrisis is de markt momenteel overstelpend ruim. Verwacht wordt dat de Bank in verband hiermede een hogere kasreserve zal instellen dan nu het geval is (eerste week maart 4%). Het zal nog wel enige tijd op zich laten wachten voordat de moeilijkheden in het mone taire vlak volledig zijn overwonnen. Voorspellingen voor de toekomst zijn een uiterst hachelijke zaak; het ziet er wel naar uit dat de verwachte rentestijging wat langer op zich laat wachten dan enige maanden geleden algemeen werd aangenomen. De dollarcrisis, die begin februari in alle hevigheid los barstte, heeft ook de Nederlandse obligatiemarkt niet ge heel onberoerd gelaten. In de eerste week van februari begon zich een, zij het vooralsnog beperkte, buitenlandse belangstelling voor de Nederlandse obligaties af te tekenen, hetgeen tot uitdruk king kwam in de koers van de O-gulden, welke opliep tot 103,5 %a 104%. Onder invloed van deze buitenlandse belangstelling liepen de noteringen van de obligaties ca. een half tot één punt op, waarbij opviel dat de omzetten beperkt bleven. De belangstelling van de grote binnenlandse institutionele beleggers voor belegging in de obligatiesfeer bleef name lijk nog steeds uit zodat aan het herstel geen overtuigend karakter kon worden toegeschreven. Een en ander had wel tot gevolg dat op 9 februari een nieuwe ziekenhuislening werd aangekondigd (Stichting Verpleeghuis St. Elisabeth) met een rentepercentage van 8%. Op de laatste 8V4 ziekenhuislening Heerenveen waarvan de inschrijving sloot op 2 februari (uitgiftekoers 100%) was zodanig ingeschreven dat een belangrijke reductie moest worden toegepast bij de toewijzing der stukken. Op 13 februari werd voorlopig een einde gemaakt aan de monetaire onrust met de aankondiging dat de dollar 10% zou devalueren. De buitenlandse belangstelling voor be legging in de guldensobligaties nam ogenblikkelijk af, het geen zijn weerslag vond in de obligatiekoersen die ca. een half tot één punt lager waren. De koers van de 0-gulden zakte tot 101 De zwakke tendens was echter van korte duur. In de tweede helft van februari gaf de obligatiemarkt weer een forse opleving te zien. Voor een deel was dit te danken aan hernieuwde buitenlandse kooplust aangezien weer nieuwe moeilijkheden rondom de dollar zich begonnen te manifesteren. Voorts leek het erop dat de gereserveerde houding van de institutionele beleggers t.o.v. de obligatie markt begon te verminderen zodat ook van die zijde aan kopen werden gedaan. Deze beide factoren hebben voor een betere stemming op de obligatiemarkt gezorgd. Het rentepeil is hierdoor wat gestabiliseerd. Zolang voor de valutaproblemen geen afdoende oplossing gevonden is, zou, met name door de buitenlandse belang stelling voor de guldensbelegging, een rentestijging wel eens vertraagd kunnen worden. Op langere termijn lijkt een rente-ontwikkeling in opwaartse richting echter niet te vermijden.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1973 | | pagina 36