standpunt bepaling ten aanzien van de moderniseringsrichtlijn uit het e.e.g.-landbouwbeleid ontwikkeling en structuurbeleid commentaar 32 drs. f. j. van doorn Op 29 april 1972 trad een aantal E.E.G.-richtlijnen voor de landbouw in werking, welke belangrijke bouwstenen vormen van het gemeenschappelijk landbouwstructuurbe- leid. Het streven naar een doelmatige landbouwstructuur kreeg voor het eerst gestalte in een beschikking van de Raad van Ministers van vroegere datum namelijk van 4 december 1962. Vanaf dat moment was men begonnen te inventariseren en te komen tot coördinatie. Een belangrijke stap op weg naar verbetering van produktie- en afzetstructuur vormde de instelling van een Europees Oriëntatie- en Garantiefonds. Het was met name de afdeling Oriëntatie van genoemd fonds, welke een bijzonder belangrijke taak toegewezen kreeg. In juni 1967 kreeg deze afdeling van de Europese Commissie een aantal gemeenschapsprogramma's voorgelegd, onder meer gericht op integrale ruilverkaveling, irrigatie, de zuivelindustrie, de vleessector en de ontwikkeling van agrarische probleemgebieden. Voorts bevatte het op 18 december 1968 gepresenteerde Plan Mansholt onder meer een aantal voorstellen inzake de produktie- en commercialisatiestructuur van de landbouw. Dit Plan-Mansholt of beter gezegd het Memorandum inzake de hervorming van de landbouw leidde ertoe, dat de Europese Commissie in april 1970 met een aantal concrete voorstellen kwam. De daaropvolgende gedach- tenwisselingen resulteerden begin 1971 in een ontwerp resolutie inzake een nieuwe oriëntering van het land bouwbeleid. Op 7 juni van dat jaar werden door de Europese Commissie ontwerp-richtlijnen uitgebracht, wel ke betrekking hadden op de volgende onderwerpen: Modernisering van landbouwbedrijven. Centraal staat hier een selectief steunbeleid aan ontwikkelingsbedrijven. Bevordering van bedrijfsbeëindiging en aanwending van vrijgekomen landbouwgrond voor structuurverbetering. Centraal staan hier uitkeringen aan landbouwers, mee werkende gezinsleden en vaste werknemers in een bepaalde leeftijdsgroep en een uitkering van een premie op vrijgemaakte cultuurgrond. Sociaal-economische voorlichting en scholing. Centraal staat hier een voorlichting over voortzetting of beëindi gen van het bedrijf, verbreding van kennis of omscho ling. De richtlijnen voorzien in een communautaire bijdra ge in de kosten van in dienst treden van economisch- sociale voorlichters, bijscholing en omscholing van agra riërs. Ten aanzien van het vierde voorstel, namelijk dat van de producentengroeperingen, diende nog een beslissing ge nomen te worden. Het is met name de richtlijn met betrekking tot de modernisering van de landbouw, die in de commentaren aandacht heeft gekregen. Deze richtlijn dient ter stimulering van ontwikkelingsbe drijven; dit zijn bedrijven met een bepaald pariteitsinko-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1973 | | pagina 34