30 is voor het verkrijgen van schadevergoeding een procedure noodzakelijk? schadevergoeding Zowel ten aanzien van de schuldvraag als met betrekking tot de hoogte van de te verlenen vergoeding is het voor de maat schappijen van belang dat haar verplich tingen komen vast te staan. Wanneer geen procesverbaal is opge maakt of dit voor de beoordeling van de schuldvraag onvoldoende gegevens bevat, laat men een onderzoek instellen door een schade-inspecteur (schaderegelaar). Deze orienteert zich op de plaats van het ongeval, stelt verklaringen van partijen en getuigen op schrift, neemt zonodig contact op met de politie en rapporteert zijn bevindingen. Hij controleert of het geen hem wordt medegedeeld strookt met de werkelijke feiten en omstandigheden en of hetgeen aangevoerd wordt bewijs baar is. Voor zijn onderzoek is het van belang dat de gegevens in het schadeformulier en de mondeling gedane mededelingen juist, nauwkeurig en betrouwbaar zijn. Vooruitlopend op de beantwoording van de schuldvraag stelt hij zonodig de schade vast. Gaan we nu terug naar het voorbeeld in de aanhef van dit artikel. In het p.v.b. stond vermeld dat het kind, vanachter de links van de rijbaan aanwe zige struiken, plotseling, de rijbaan was opgerend. Daardoor zou het voor de bestuurder niet mogelijk zijn geweest om tijdig te stop pen. Het kind werd in het p.v.b. als vermoede lijke verdachte aangemerkt. Voor de hoogte van de struiken stond aangegeven: ca. 1 meter. De schaderegelaar constateerde ter plaat se dat: - het wegdek ruim 10 meter breed was; - de aanwezigheid van de nabij gelegen school door verkeersborden was aangege ven; - de auto rechts voor beschadigd was; - anders dan in het p.v.b. was vermeld, de struiken op het links gelegen trottoir slechts 50 cm. hoog waren en ten tijde van het ongeval ook niet hoger waren ge weest. Hij vernam dat de automobilist ter plaatse goed bekend was. De feitelijke omstandigheden waren voor de maatschappij aanleiding de claim van de casco-assuradeur af te wijzen. Gegeven de snelheid waarmee de automo bilist had gereden, bevond deze zich op meer dan 25 meter van de plaats van het ongeval toen het kind de rijbaan opliep. Bovendien had hij Hans, terwijl deze zich nog achter de struiken op het trottoir bevond, kunnen zien. Bij voldoende oplet tendheid had de auto tijdig tot stilstand gebracht kunnen worden. De maatschappij trad bovendien namens het kind op en gewapend met art. 31 W.V.W. slaagde men er zelfs in de geleden schade te verhalen. Een beroep op overmacht door tegenpartij kon gelet op de omstandigheden geen stand houden. In een ander geval bleek dat de bestuur der van een linksafslaande auto slechts een gering verwijt te maken was voor het feit dat deze een achter hem naderende motorrijder niet tijdig had opgemerkt. De aanrijding vond plaats aan het eind van een 160 meter lange, naar rechts verlo pende, bocht in de weg. De motorrijder, een amateurcoureur, maakte een trainingsrit en reed met zeer hoge snelheid. Boeren die in het land aan het werk waren, klommen op de hekken om te zien hoe dat af zou lopen. Gelet op de ter plaatse aanwezige snel heidsbeperking behoefde de automobilist een dergelijke snelheid niet te verwach ten. Hij werd niet strafrechterlijk ver volgd. In overleg met de advocaat, die door de weduwe van de motorrijder in de arm was genomen, werd de schuld van de automo bilist gesteld op 25 °/o en werd de schade dienovereenkomstig afgewikkeld. Meestal leiden verkeersongevallen, ook die met ernstige gevolgen, niet tot proce dures. In overleg met tegenpartij of diens raads man wordt getracht over de schuld en de omvang van de schade in der minne overeenstemming te bereiken. De afgelopen jaren is een onderzoek inge steld naar de rol die het civiele proces speelt bij de afwikkeling van verkeerson- gevallenschaden. Het onderzoek omvatte een steekproef van ca. 1.000 verkeersscha- den, die grotendeels in 1964 en 1965 plaats hadden en waarover in 1967 en 1968 vonnis werd gewezen. De gemiddelde tijd die verliep tussen het ontstaan van de schade en het uitspreken van het vonnis was 3 jaar. Op basis van het onderzoek wordt geschat dat in 1967 en 1968 door alle rechtbanken in Nederland te zamen totaal 2.100 civiele vonnissen in verkeerszaken zijn gewezen. Wanneer we voorts weten dat in 1964 en 1965 door het C.B.S. totaal 536.047 ver keersongevallen zijn geregistreerd en zich daarnaast nog een aantal niet geregi streerde gevallen hebben voorgedaan dan maakt het aantal geschillen, waarvoor de tussenkomst van de rechter is gevraagd, slechts een klein percentage uit.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1973 | | pagina 32