devaluatie
van de dollar
financieel overzicht
belemmeringen
devaluatie
24
drs. h. visser
Ruim dertien maanden heeft het akkoord van Washington,
waarbij nieuwe wisselkoersen waren overgekomen, stand
gehouden. Gedurende die periode heeft de Westerse
wereld in de veronderstelling geleefd, dat het akkoord,
ook wel de „Smithonian Agreement" genoemd, als basis
kon fungeren voor een hervorming van het internationale
geldstelsel.
Helaas is echter een belangrijke vooronderstelling die
aan het akkoord van Washington ten grondslag lag,
anders uitgepakt.
In herinnering wordt gebracht dat in december 1971
onder meer afgesproken was dat de Amerikaanse dollar
met 8,5% devalueerde, terwijl de Japanse yen en de
D-Mark met respectievelijk 7,6% en 4,6% ten opzichte
van het goud opgewaardeerd werden.
Hiermede werd beoogd dat het tekort van 2,8 miljard op
de Amerikaanse handelsbalans en de overschotten op de
Japanse en Westduitse handelsbalans na enige vertraging
zouden verminderen.
Zoals bekend, pakte de zaak geheel anders uit: het
tekort van de V.S. werd groter (6,5 miljard terwijl ook
de overschotten van Japan en Duitsland toenamen. Ook
voor 1973 voorspelden enkele economische instituten
tekorten voor Amerika en belangrijke overschotten voor
Japan en Duitsland.
Uiteraard draagt niet alleen de te geringe wisselkoers
aanpassing van de dollar de schuld aan de tekorten op de
handelsbalans. Van groot belang is ook het feit dat de
snel expanderende Amerikaanse economie, die momenteel
hard op weg is naar een nieuwe fase van hoogconjunc
tuur, begeleid werd door een zeer sterke stijging van
importen (olie etc.), die zoals de lezer bekend is, een
negatieve werking hebben op de handelsbalans, terwijl
tevens de handel met Japan een bijna structureel tekort
vertoont (in 1972 4,1 miljard). Bovendien kan nog opge
merkt worden dat het verschil in rentetarieven in West-
Europa en de Verenigde Staten roet in het eten heeft
gegooid. De hogere rentestanden in West-Europa ver
traagden op zijn minst de terugkeer van de dollars.
toch het jaar van een groot aantal maatregelen die de,
met name de speculatieve, kapitaalstromen tot staan
moest brengen.
Zo verbood De Nederlandsche Bank in maart 1972 het
vergoeden van rente over in guldens luidende direct
opeisbare tegoeden van niet-ingezetenen, terwijl tevens
niet-ingezetenen zonder toestemming geen guldendeposi
to's in Nederland mochten plaatsen. Ten tijde van het
uitbreken van de crisis rond het pond, toen zich in
Nederland een hernieuwde kapitaalinvoer voordeed, trof
De Nederlandsche Bank enige maatregelen met betrek
king tot de omvang van kredieten bij goedereninvoer en
de vooruitbetalingen bij goederenuitvoer.
Ook andere landen hebben soortgelijke maatregelen
getroffen.
Duitsland voerde een bepaling in dat de helft van de in
het buitenland opgenomen kredieten renteloos bij de
Bundesbank aangehouden moet worden (Bardepotpflicht).
Zwitserland kwam zelfs met de invoering van een
negatieve rente over tegoeden van niet-ingezetenen.
Volledigheidshalve moet nog vermeld worden dat dergelij
ke het kapitaalverkeer belemmerende maatregelen niet
alleen gericht zijn op het vasthouden aan stabiele wissel
koersen, doch ook op het voorkomen van een sterke toe
name van de geldhoeveelheid, die immers inflatoir door
werkt.
De aanleiding tot de recente dollarcrisis vormde de
monetaire onrust in Italië, dat door de enorme kapitaal-
vlucht gedwongen werd een zogenaamde dubbele valuta
markt in te voeren. Vervolgens kwam het buurland Zwitser
land onder een dermate zware druk te staan, dat de
Zwitserse autoriteiten overgingen tot het staken van
dollaropkopen.
Het spreekt vanzelf dat vele ondernemingen en financiële
instellingen daarna overgingen tot het afstoten van
dollarkasvoorraden om mogelijke toekomstige koersver
liezen zoveel mogelijk te beperken. Dergelijke acties
hebben onmiddellijk een sterke koersdaling van de dollar
tot gevolg, en op dat moment komen de speculanten in
de markt. De „Dollarlawine" was aan het rollen, hetgeen
mag blijken uit het volgende staatje dat een overzicht
geeft van de bedragen aan dollars die verscheidene
circulatiebanken sedert de instelling van de zwevende
Zwitserse franc (23 januari) uit de markt hebben geno
men.
West-Duitsland
Japan
Engeland
Nederland
Zwitserland
België
Zweden
Frankrijk
6,1 miljard
1,6 miljard
750 miljoen
410 miljoen
270 miljoen
200 miljoen
120 miljoen
100 miljoen
Hoewel het akkoord van december 1971 uiteindelijk ook
bedoeld was als uitgangspunt bij een vergaande liberali
satie van het internationale kapitaalverkeer, werd 1972
Het valt op dat Engeland en Zwitserland, ondanks hun
zwevende valuta's, toch op de valutamarkt tussenbeide
gekomen zijn.
Zwitserland intervenieerde uit vrees voor een te hoge
zweving van de Zwitserse franc, terwijl de Bank of
England dollars opkocht om de prijs van het pond
Sterling niet al te veel te laten oplopen. Bij een terugkeer
naar vaste wisselkoersen voor het pond zou deze munt
eenheid in feite te duur zijn.