22 aansprakelijkheid financiering excerpta coöperativa kader van een grote coöperatie. Maar behoeft dit zijn zakelijke betrokkenheid te beïnvloeden? Ik geloof dat het antwoord op deze vraag ontkennend moet luiden. Boeren en tuinders zijn lid van een coöpe ratie om der wille van de onderneming die immers hun bedrijfsbelangen moet dienen. Door de huidige omstandigheden kan een grote coöperatieve onderneming deze functie in het algemeen beter vervullen dan een kleine. (M) Terecht wordt gesteld dat de coöperatie een democratische ondernemingsvorm is. Democratie wil echter niet zeggen dat iedereen over alles kan meespreken en meebeslissen. Een democratie kan alleen bestaan dankzij een zekere mate van dele gatie, van de basis naar de top, waarbij dan de top wel weer verantwoordings plicht heeft aan de basis. Alleen zo kan een grote coöperatie effectief functione ren. Het bestuur moet inderdaad besturen. Een vertrouwensbasis met de leden is daarbij een voorwaarde. (M) Bestuur en raad van toezicht hebben een van de statuten en daarmee van de leden vergadering afgeleide verantwoordelijk heid. Het is daarom van het grootste belang dat de verantwoordingsplicht tegen over de ledenvergadering ook tot zijn recht komt. Tot dusverre is de algemene vergadering, ook waar het grote coöperaties betreft, een veel gebruikte figuur. Dit ondanks het feit dat deze vaak een massaal karakter heeft en eigenlijk geen gelegenheid biedt voor de leden om met het bestuur tot een discussie te komen over het beleid. (M) Ongetwijfeld zal bij het groter worden van de coöperaties, in plaats van de alge mene vergadering, de ledenraad meer en meer ingang gaan vinden. Wettelijk is instelling van een ledenraad toegestaan bij een ledental van 200. Er zijn al verschillende grote primaire coöperaties waarvan het ledental tegen de 10.000 loopt of dit aantal zelfs overtreft. (M) Het voordeel van een ledenraad is voorts dat formeel een „onderbouw" noodzake lijk is, omdat groepen leden - kringen, ringen - de bevoegdheid moeten krijgen tot het aanwijzen van één of meer verte genwoordigers in de ledenraad. Het enkele feit dat deze vertegenwoordigers in de ledenraad een zekere verantwoordings plicht - moreel, formeel handelt het lid van de ledenraad zonder last en rugge spraak - heeft ten opzichte van „zijn" kring, resp. ring, biedt de kans tot een nauwere binding tussen de ledenraad en de kringen, resp. ringen. Bestuur en/of directie zouden dan - al dan niet voltal lig - ten minste éénmaal per jaar in de kringen moeten verschijnen. (M) Het hangt vooral ook van de leden en van hun vertegenwoordigers in de diverse or ganen van de coöperatieve vereniging af welke inhoud wordt gegeven aan de in spraak en medezeggenschap van leden in hun coöperatieve vereniging. Daarvan zal mede afhankelijk zijn in hoeverre de coöperatie als een „eigen" onderneming bij hen overkomt. (M) Dat het aantal stemmen van een lid moet zijn gerelateerd aan de mate, waarin hij van zijn coöperatie gebruik maakt, is gelukkig een meer en meer aanvaard uitgangspunt. Slechts voor zover de belangen van een minderheid daarmee in het gedrang zou den komen, zou een uitzondering op die regel moeten worden gemaakt. Overigens blijft het beginsel „één man, één stem" hanteerbaar in gevallen waar sprake is van een homogeen ledenbestand en zelfs noodzakelijk - zoals bij de credietcoöpe- raties - waar de belangen van de leden onmeetbaar zijn. (M) Het is begrijpelijk dat bij de groei van de coöperaties en het verder afstaan van de leden van hun coöperaties er steeds meer bezwaren worden gevoeld tegen aanspra kelijkheid voor liquidatieverliezen of te gen de omvang daarvan. Men dient zich echter voor ogen te stellen dat die aansprakelijkheid alleen vermin derd kan worden wanneer zij wordt ver vangen door risicodragend vermogen. De coöperatieve vereniging die voor de financiering niet in de eerste plaats vere niging, maar wel zakelijke onderneming is, dient aan dezelfde maatstaven te vol doen als iedere andere zakelijke onderne ming, wil zij tot een gezonde financiering komen. (V) Van belang is ook dat niet alleen aanspra kelijkheid wordt gedragen voor liquidatie- verliezen, maar ook voor jaarlijkse exploi tatieverliezen, respectievelijk balanstekor ten. Hierbij dien ik nog wel een belangrij ke conclusie uit het rapport van de Com missie te vermelden, namelijk dat het lid aan zijn verplichtingen jegens de coöpera tie ook zou kunnen voldoen door een directe bijdrage in het vermogen van de coöperatie tot het bedrag van de gewaar deerde aansprakelijkheid. (V) Hoe de aansprakelijkheid ook is geregeld, voor de waardering ervan als onderdeel van het eigen vermogen, dient te worden nagegaan in hoeverre de leden de aan sprakelijkheid bij uitwinning kunnen dra gen. Om dit te kunnen nagaan dient de aansprakelijkheid per lid te worden bere kend. De ervaring leert dat de aansprake lijkheid als bestanddeel van het eigen vermogen slechts kan worden gewaar deerd op de helft van de op een bepaald moment te berekenen aansprakelijkheid. Dit zou al tot de conclusie leiden, dat de leden van de coöperatie zich van hun aansprakelijkheid kunnen bevrijden door, generaliserend gesproken, de helft van de berekende aansprakelijkheid als vermogen in de coöperatie te storten. (V) Het is overigens duidelijk dat de aandrang tot beperking of afschaffing van de aan sprakelijkheid slechts succes kan hebben, wanneer de coöperaties meer eigen ver mogen vormen. (V) Vele coöperaties kennen de ledenschuld rekening. De ledenschuldrekening be schouw ik als een nuttige bron van finan cieringsmiddelen in tegenstelling tot mid delen die op zeer korte termijn of zonder enige verplichting door de leden aan de coöperatie ter beschikking worden gesteld. Het is, het zij uitdrukkelijk gezegd, dus geen versterking van het eigen vermogen, maar het vergroot toch de mogelijkheden voor de coöperatie. Juist omdat de leden schuldrekening in deze vorm een belang rijke bijdrage geeft aan de financiering van coöperaties is een betaling van een redelijke rente daarop verantwoord. (V) Het door reservering gevormde eigen ver mogen wordt door diegenen, die geen bedrijfsopvolger hebben, gezien als een vermogen in de dode hand. De wens om deze vermogensaandelen voor uittredende leden tot waarde te brengen zonder het vermogen van de coöperatie te verkleinen, heeft geleid tot gedachten, die het moge lijk zullen maken om derden - niet alleen uitgetreden leden maar ook ande ren - te interesseren voor een bijdrage in het risicodragend vermogen van de coöpe ratie. (V) Deze gedachten kwamen in belangrijke mate hierop neer, dat aandelen zouden worden geschapen voor leden en voor niet-leden. De moeilijkheid hierbij was steeds dat aandeelhouders, dus ook die aandeelhouders die alleen risicodragend vermogen inbrengen, hun invloed moeten

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1973 | | pagina 24