excerpta coöperativa
aanleiding
karakter van de coöperatie
Het rapport van de Commissie „Structuur
grote landbouwcoöperatie" van de
Nationale Coöperatieve Raad voor land
en tuinbouw is, overeenkomstig de
verwachting, in coöperatieve kringen het
onderwerp van gesprek geworden. Ook
wij hebben er in ons vorige nummer reeds
enige aandacht aan kunnen besteden.
Belangrijk is, dat op verschillende
plaatsen in het land op „Coöperatie-
dagen" het rapport voor een brede kring
behandeld wordt.
Daar de tekst van de inleidingen, die de
heren C. G. A. Mertens en dr. A. J.
Verhage bij die gelegenheden reeds
gehouden hebben, evenals de tekst van
hun toespraken bij de presentatie van het
structuurrapport op 18 januari 1973 aan
de N.C.R. ons ter beschikking is gesteld,
komt het ons nuttig voor hieronder een
aantal uittreksels daaruit op te nemen.
De keuze is voor verantwoordelijkheid
van de redactie. Men bedenke dus, dat de
heren Mertens en Verhage meer gezegd
hebben en dat het verband met het
voorgaande en het volgende uit de
concepten niet altijd blijkt. Onze
bedoeling is de lezer enig beeld te geven
van wat er rond de structuur van de grote
coöperaties gaande is aan de hand van
een aantal „knipsels" uit toespraken van
de voorzitter van de N.C.R. en van de
voorzitter van de Commissie Structuur.
Door tussen haakjes een M of een V
achter de citaten te plaatsen is aangeduid,
dat de betreffende passage van de heer
Mertens dan wel van de heer Verhage
afkomstig is.
Aanleiding tot deze studie is geweest, dat
ook de werksituatie van onze land- en
tuinbouwcoöperaties gedurende de laatste
tientallen jaren sterk is gewijzigd als
gevolg van de grote veranderingen die
zich in de maatschappij in versnelde mate
voltrekken. Vele coöperaties zijn uitge
groeid tot grote en vaak gecompliceerde
ondernemingen. Gemeten naar omzet kan
een groot aantal coöperaties zich meten
met belangrijke niet-coöperatieve onder
nemingen in ons land. (M)
De uitvoerige opdracht van de Commissie
concentreerde zich in feite op twee pro
blemen, die zich bij de huidige ontwikke
ling voordoen. Het eerste probleem betreft
de bestuurlijke verhoudingen in de grote
centrale of primaire coöperatie, waarbij
een slagvaardig beleid even noodzakelijk
is als het waarborgen van invloed, mede
verantwoordelijkheid van en controle
door de leden.
Het tweede kernprobleem waarop de op
dracht betrekking had, betrof de zakelijke
relatie van het lid met zijn coöperatie.
(V)
Daarbij is de Commissie tot het oordeel
gekomen dat de doelstelling van de coöpe
ratie ook bij aanmerkelijke schaalvergro
ting niet wezenlijk veranderd is.
In de samenvatting van het rapport vindt
u die doelstelling als volgt omschreven:
,,Het dienen van de bedrijfsbelangen van
de leden-boeren en -tuinders door middel
van de uitoefening voor gemeenschappe
lijke rekening en risico van de leden van
een bedrijf". Hierbij is niet buiten be
schouwing gebleven dat ook een grote
coöperatieve onderneming, zowel in het
belang van haar leden als in het belang
van haar medewerkers, veel meer dan
vroeger bedacht moet zijn op haar conti
nuïteit. (V)
Het feit, dat de N.C.R. en de Commissie de
coöperatieve rechtsvorm als uitgangspunt
hebben gesteld, neemt niet weg, dat wij er
een open oog voor moeten hebben dat
onder bepaalde omstandigheden het wen
selijk kan zijn de coöperatie onder te
brengen in twee rechtsvormen: een coöpe
ratieve vereniging en een naamloze ven
nootschap. Het behoeft niet te betekenen
dat in zo'n geval de coöperatieve vereni
ging slechts uitsluitend fungeert als aan
deelhoudster van de n.v. In de tot dusver
re in de praktijk gebrachte toepassingen
van deze constructie heeft de coöperatie
wel degelijk zakelijke inhoud gehouden.
(M)