wat ons bezighoudt] OPEN STAAN VOOR VERNIEUWING De Nationale Coöperatieve Raad voor land- en tuinbouw heeft de vorige maand in een druk bezochte bijeenkomst het rapport van de door haar ingestelde Com missie Structuur grote (centrale) land bouwcoöperaties in ontvangst genomen van de voorzitter van die Commissie, dr. A. J. Verhage. In onze coöperatiewereld is dit rapport één van de belangrijkste publicaties sedert jaren. Er zal over gesproken worden, het zal geraadpleegd worden, het zal op be paalde punten ook bestreden worden. Dat alles is ook de bedoeling. In een ,,ten geleide" bij het rapport schrijft het be stuur van de N.C.R., dat dit niet een pasklare oplossing voor alle vraagstukken aanbiedt. Men ziet het vooral als een belangrijke bijdrage tot gesprekstof. Met name zij, die met de leiding belast zijn van grote coöperaties met bedrijven op het gebied van de be- en verwerking van land- en tuinbouwprodukten of op het gebied van aan- en verkoop, zullen bij de overdenking van hun eigen structuurbeleid aan het rapport veel steun kunnen heb ben. Het werkstuk van de Commissie Struc tuur is echter niet alleen bestemd voor leidinggevenden van grote coöperaties. Ook onder de talloze leden van die coöpe raties verdient het alle belangstelling. Juist zij moeten zich realiseren welke ingrijpen de veranderingen in de laatste tien a twin tig jaar in de land- en tuinbouwcoöperaties hebben plaats gehad. Vooral voor hen is het van belang, dat zij de deskundigen, die aan het rapport gewerkt hebben, kunnen begrijpen en inzicht krijgen in het waar om en het hoe van de ontwikkelde ge dachten. De weg daarheen ligt open. Want het rapport is op een bewonderenswaardige wijze helder en begrijpelijk geschreven. Met name de indeling naar onderwerpen, ook binnen de verschillende hoofdstukken, is voortreffelijk. Een goede samenvatting van de inhoud mag ook met ere genoemd worden. Toch is de behandelde materie vaak allerminst gemakkelijk. De samen stellers hebben er echter duidelijk naar gestreefd de inhoud voor een zo groot mogelijke kring van belangstellenden toe gankelijk te maken. De voorzitter van de N.C.R., de heer C.G.A. Mertens, wees er terecht op, dat de coöperatie vanouds democratisch van opzet is. Juist bij het groter worden van de coöperatieve onder- Een gedeelte van de aanwezigen tijdens de bijeenkomst van de N.C.R. nemingen moet, aldus de heer Mertens, des te meer getracht worden de inspraak en medezeggensschap van de leden een zodanige inhoud te laten houden, dat een gevoel van betrokkenheid van de leden met hun coöperatieve ondernemingen blijft bestaan. Deze woorden van de heer Mer tens geven al een belangrijk inzicht in wat de N.C.R. met het rapport wil. Laat men maar beginnen met te lezen, wat het rapport schrijft over de relatie lid-coöpe ratie en de inspraak van de leden! De belangstelling voor de andere vraagstuk ken wordt dan vanzelf gewekt. De vele zaken, die het rapport aansnijdt, kunnen we hier natuurlijk niet in extenso bespreken. In ander verband zijn belang rijke onderwerpen uit het rapport trou wens al eerder in ons blad ter sprake gekomen. Met name over de gedachte om door uitgifte van participatiebewijzen aan niet-leden, naast de aandelen aan leden, tot nieuwe financieringsvormen te komen, heeft men in deze kolommen al kunnen lezen. Hetzelfde geldt voor de problemen rond de aansprakelijkheid der leden. Twee aparte werkgroepen hebben voor de Commissie Structuur het terrein van de leden-aansprakelijkheid en dat van de nieuwe financieringsvormen nader bestudeerd. De eerste werkgroep stond onder leiding van de heer R. C. Nijmeijer, van de tweede heeft prof. mr. W. C. L. van der Grinten het voorzitterschap ver vuld. Het rapport van de laatste werk groep is afzonderlijk bij het rapport van de Commissie gevoegd. Dr. Verhage heeft in zijn rede bij de aanbieding van het rapport nog eens on derstreept, dat de doelstelling van de coö peraties niet wezenlijk veranderd is. De oorspronkelijke taak en doelstelling blijft: „het dienen van de bedrijfsbelangen van boeren en tuinders door middel van de uitoefening voor gemeenschappelijke re kening en risico der leden van een be drijf". Wel zijn de middelen voor dat doel gewijzigd, want met name de bedrijfsuit oefening vindt op zeer veel grotere schaal plaats dan vroeger bij een kleine plaatse lijke coöperatie. En hand in hand daarmee gaat, dat men tegenwoordig veel meer dan vroeger bedacht moet zijn op de continuï teit van die bedrijven. Dat is ook in het directe belang van de leden. Hiermee is in de kern de inhoud van het rapport aangeduid. Men leze zelf hoe de achtergronden worden geschilderd, hoe de veelheid van aspecten en problemen van de moderne grote coöperaties worden uit eengezet en hoe op vele plaatsen nieuwe

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1973 | | pagina 4