geld- en kapitaalmarkt 34 b. van der meer en mevr. mr. h. besanpon geldmarkt Zoals bekend heeft De Nederlandsche Bank in het najaar van 1972 - toen de geldmarkt bijzonder ruim was met de banken een overeenkomst inzake een kasreserve gesloten. Overwegingen die bij het instellen van de kasreserve door de Bank genoemd werden, waren: a. „Het bereiken van een rustiger verloop van de geldmarkt binnen de maand. Van een gemiddelde kasre serve gaat immers een egaliserende werking uit door de mogelijkheid van compensatie van tekorten en overschot ten, die zich binnen een maand in de markt voordoen". b. „Het voornemen om, behalve van open-markt-transac- ties, gebruik te maken van de kasreserve-overeenkomst in het kader van een afroming van een aanzienlijk deel van de ruimte op de geldmarkt". De overeenkomst houdt in grote trekken het volgende in: De Bank stelt periodiek een maximumpercentage voor de kasreserve - die berekend wordt op basis van de toever trouwde middelen - voor de komende vier weken vast. Dit maximum kan alleen worden overschreden, indien en voor zover in die periode deviezenafdrachten aan de Bank plaatsvinden. Eens per week wordt dan voor de komende week-periode het toegepaste percentage be kendgemaakt. Vrij kort na het in werking treden van de overeenkomst werd de markt krapper, hoofdzakelijk door betalingen inzake de vennootschapsbelasting. Het weke lijkse percentage werd sinds oktober 1972 telkens vastge steld op 0 Vanaf 18 januari jl. werd de kasreserve weer effectief. Het percentage werd voor de weken 18 t/m 24 januari, 25 t/m 31 januari en 1 t/m 7 februari vastgesteld op 1 overeenkomend met een renteloos tegoed van ongeveer 250 miljoen op dagbasis. Bij het genoemde percentage moet door het bankwezen en de Postcheque- en Giro dienst in één week cumulatief 7 maal 250 miljoen 1.750 miljoen bij de Bank worden aangehouden. Daarbij is het toegestaan 25% van dit totaal in één der andere weken van een vierweeks-periode aan te houden. Binnen deze grenzen wordt het aan de betrokken partijen overgelaten, op welke dag en tot welk bedrag zij hun verplichtingen willen nakomen, leder der partijen streeft er uiteraard naar haar renteloos tegoed aan te houden op een dag of dagen, dat de geldmarktrente het laagst wordt geacht. Dit leidt in de praktijk tot veel verschuivin gen. Misschien dragen deze verschuivingen - achteraf gezien - bij tot een rustiger markt. Dat De Nederlandsche Bank een voorstander is van een rustiger markt hangt vermoedelijk samen met de toekom stige coördinatie van het beleid van de Europese nationa le Centrale Banken. In verhouding tot de overige E.E.G.- landen doen zich op de Nederlandse geldmarkt bijzonder grote schommelingen voor. Toepassing van niet-gecoördi- neerde maatregelen op niet-vergelijkbare nationale mark ten zal niet het beoogde effect sorteren. Getracht zou kunnen worden de oorzaken van de verschillen op de onderscheidene markten weg te nemen. Vermeden zal moeten worden, dat bij het bankwezen de indruk zou gaan postvatten, dat niet aan de oorzaken (b.v. olie-accijns!), maar alleen aan de gevolgen door De Nederlandsche Bank aandacht wordt besteed. In z'n algemeenheid werkt een kasreserve in alle gevallen marktverkrappend, en derhalve renteverhogend. Eén van de achtergronden, dat het disconto in Nederland nog niel verhoogd wordt, zou wel eens zijn het feit, dat door hel hanteren van het kasreserve-instrument De Nederland sche Bank - op korte termijn gezien - een gewenst renteniveau kan effectueren op de geldmarkt zonder on middellijk het bedrijfsleven op hogere lasten te brengen kapitaalmarkt De eerste helft van januari had voor de obligatiemarkt een rustig verloop. Op sommige dagen, met name in de eerste week van januari, was er sprake van enig herstel, hetgeen grotendeels toegeschreven kon worden aan herbeleggingsvraag als gevolg van uitlotingen. Over het geheel genomen was er echter weinig animo voor de obligatiesector, hetgeen niet zo verwonderlijk is in een tijd dat de aankoop van aandelen sterk in de belangstel ling staat en zich in het buitenland een duidelijk opwaart se rente-ontwikkeling aftekent. Met name de institutionele beleggers waren minder actief dan gebruikelijk. Het ziet er naar uit dat zij een gedeelte van hun liquiditeiten vasthouden om de marktontwikkeling aan te zien. De rente-ontwikkeling en ook de kabinets formatie zijn uiteraard onzekerheden welke een afwach tende houding in de hand werken. In de tweede helft van januari vond geen duidelijk herstel plaats op de obligatiemarkt. Met name de discontoverho gingen in Duitsland V2% tot 5%) en Zwitserland tot 4V2alsmede de onverwachte discontover hoging in Amerika '/2% tot 5%) brachten de discus sie weer op gang of ook in Nederland spoedig een aanpassing van het discontotarief zou volgen. Enerzijds lijkt het logisch dat Nederland het voorbeeld van boven genoemde landen gaat volgen, temeer daar Nederland momenteel het laagste discontopercentage bezit (4%), anderzijds zou, gezien de huidige situatie op economisch gebied en de vrees voor nieuwe kapitaalimporten, een aanpassing opnieuw kunnen uitblijven. In deze onzekere situatie werd een nieuwe 25-jarige lening van de B.N.G. aangekondigd met een rentepercen tage van 7,6%. Het bedrag van de lening werd vastgesteld op ƒ100 miljoen met de mogelijkheid dit bedrag tot ƒ150 miljoen te verhogen. Gezien de ondoor zichtige marktsituatie werd tevens bepaald dat de koers van uitgifte twee dagen voor de inschrijving, nml. op 24 januari, bekend zou worden gemaakt. Deze uitgiftekoers werd uiteindelijk vastgesteld op 99% zodat het effectief rendement op 7,71 uitkwam. Tot op de dag van inschrijving was men vrij somber gestemd ten aanzien van het slagen van deze lening. Uiteindelijk bleek het resultaat mee te vallen en werd het bedrag van de lening op 120 miljoen gesteld. Bij de toewijzing der stukken moest een geringe reductie wor den toegepast. Als oorzaak van deze onverwachte gun stige ontwikkeling zou men kunnen denken aan het feit dat door de plotseling ontstane valutaonrust in de laatste dagen van januari, waarbij vooral de dollar het heeft moeten ontgelden, het vertrouwen in de gulden wat versterkt is waardoor de belangstelling voor een beleg ging in de guldensfeer is toegenomen. Of deze situatie zich in de komende tijd zal continueren is momenteel moeilijk te beoordelen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1973 | | pagina 36