rabobank-apeldoorn
uit de
startblokken
24
dóór en vóór de
gemeenschap"
Apeldoorn is in ieder geval één van de koplopers. Daar is op 1 januari 1973 de fusie
tussen de plaatselijke Raiffeisenbank en de plaatselijke Boerenleenbank een feit ge
worden.
Samen gaan ze nu verder als „Coöperatieve Raiffeisen-Boerenleenbank W.A.", of
beter kortweg: Rabobank-Apeldoorn.
Hoewel wij in onze organisatie steeds het kleine eren, mag toch wel even gezegd
worden, dat we hier meteen al de grootste fusie fe pakken hebben, die na het samen
gaan van de beide Centrale Banken tegemoet gezien mocht worden. In Apeldoorn is
nu een bank ontstaan met circa 225 medewerk(st)ers en een balanstotaal van ruim
290 miljoen gulden!
Wij hebben aan de heren J. Beun en J. B.
Hendriks, de beide directeuren, op 5 janu
ari - dus in het prille begin - een aantal
vragen gesteld, die hieronder met hun
antwoorden volgen. De sterkste indruk,
die wij van dat gesprek hebben meegeno
men is die van de grote eensgezindheid,
die zich in Apeldoorn openbaart.
„Wat doet die oude raiffeisenbank of die
oude boerenleenbank er nog toe? Die zijn
er niet meer. We hebben nu alleen onze
ene Rabobank!" Uit zo'n mentaliteit voel
je dat er in Apeldoorn meer gebeurd is
dan „alleen maar" een fusie, nl. iets dat
we het best kunnen noemen: samensmel
ting. Daar is wel iets aan vooraf gegaan en
er is hard aan gewerkt. Natuurlijk! Maar
deze koploper kan onder ons gerust model
staan.
Daarom ook halen we de heren Beun en
Hendriks - met beider instemming -
niet afzonderlijk naar voren, op een enke
le uitzondering na. De antwoorden zijn
eenvoudig, die van de Rabobank-Apel
doorn, bij monde van haar directie.
Wanneer is het eerste contact ont
staan?
Direct na het bekend worden van het
„groene boekje" in het najaar van 1970.
Toen hebben de beide directeuren contact
met elkaar gezocht en over de inhoud van
dat groene boekje van gedachten gewis
seld.
Dat heeft tot gevolg gehad, dat de bestu
ren en raden van toezicht van de beide
banken besloten in december 1970 een
gezamenlijke vergadering te houden. Het
centrale punt op die vergadering was een
open gesprek met elkaar over de situatie,
welke in Apeldoorn zou ontstaan naar
aanleiding van de toekomstige fusie van
de beide Centrale Banken.
Resultaat van dit eerste gesprek is ge
weest, dat de aanwezigen zich allen in
principe voor fusie uitspraken. Voorts
werd aan de beide directeuren verzocht de
naar voren gekomen gedachten op papier
te zetten en uit te werken tegen het
perspectief: fusie van de Centrale Banken
en van onze plaatselijke banken. De beide
Centrale Banken waren toen natuurlijk
met een heleboel dingen in feite nog niet
zover.
Hoe was de verhouding tussen uw beide
plaatselijke banken vóór het eerste fusie-
bericht van de beide centrale banken?
Redelijk goed, maar zo'n tien jaar geleden
was de verhouding slecht, bijzonder
slecht. We zullen maar geen voorvallen
noemen, dat zijn nu anecdotes uit het ver
leden, dat we achter de rug hebben.
De heer Hendriks is al op 1 augustus 1942
directeur geworden van de toenmalige
boerenleenbank en zou over vroeger veel
kunnen vertellen, maar doet dit met opzet
niet. Wel laat hij merken, dat de verhou
dingen en contacten al aanmerkelijk zijn
verbeterd in de tijd - sinds 1965 - toen
de heer E. J. Gaasbeek directeur van de
raiffeisenbank was.
De heer Gaasbeek en ik - aldus de heer
Hendriks - kenden elkaar al vanouds. We
hadden samen gevoetbald.
De heer Beun is in dit opzicht althans van
latere datering. Hij is op 1 april 1970
directeur van de toenmalige raiffeisen
bank geworden, nadat hij vanaf 1 mei
1968 als adjunct-directeur aan de bank
was verbonden. Daarvóór was hij direc
teur van de Raiffeisenbank te Aalten.
Ik heb, zegt de heer Beun, de heer Hen
driks voor het eerst ontmoet bij het
afscheid van de heer Gaasbeek.
De raiffeisenbank is in 1909 en de boeren
leenbank in 1919 opgericht. Er was con
currentie tussen beide, behoorlijk. Dat
wekte ook verwarring bij het publiek,
want het was dubbelop „boerenleenbank",
daar de Apeldoornsche Coöperatieve Boe
renleenbank W.A. pas in de jaren
1969/1970 de naam Raiffeisenbank is gaan
gebruiken.
Kan men zeggen, dat u - los van wat de
beide centrale banken hebben gedaan -
al rijp was voor fusie?
In ieder geval waren er bij ons een paar
omstandigheden aanwezig, zonder welke
een fusie wel heel moeilijk zal zijn. Onze
persoonlijke verhouding was goed.
En er was bij beide banken een groeiend
besef, dat aan beide zijden bereidheid
moet zijn te geven en te nemen, dat van
hoog tot laag, van voorzitter tot en met de
jongste bediende, een persoonlijk offer
gevraagd mag worden om een nieuwe
eenheid te verkrijgen. De toekomstige
nieuwe organisatie moet hierbij centraal
staan. Zó hebben wij het in onze onder
handelingen ervaren.
De heer Hendriks: de heer Gaasbeek en ik
hebben wel eens tegen elkaar gezegd:
waarom geen eenheid? Het is toch eigen
lijk gekkenwerk ieder afzonderlijk zoveel
bijkantoren aan te houden. Wij zagen die
eenheid al als ideaal.
U hebt dus al in een zeer vroeg stadium
gemeenschappelijke vergaderingen van
bestuur en directie gehad?
De al genoemde eerste vergadering van
december 1970 hebben we bewust niet in
één van de beide banken gehouden, maar
op een „neutrale" plaats. Daar de bereid
heid verder bleek te gaan, hebben wij één
en ander verder uitgewerkt. Daarna heb
ben wij afwisselend op de beide hoofdkan
toren vergaderd. Als we in de raiffeisen
bank vergaderden, was het voorzitter
schap in handen van de voorzitter van de
boerenleenbank en omgekeerd.
Alle vergaderingen - dertien officiële -
zijn zeer prettig verlopen. Toen wij de
zaak hadden uitgewerkt en meer concre
tere zaken aan de orde kwamen, hebben
wij bijstand gevraagd aan de hoofddirectie
van de Centrale Bank, met het verzoek
een begeleidingscommissie in te stellen.
Daarvoor zijn door de Centrale Bank
aangewezen de heren mr. Deuss en mr.